Columns Peter Tetteroo

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set) is schrijver, journalist en bandlid Oekoe Mountain Billies. Auteur van het boek ‘The Band – Grondleggers van de Americana’ in de serie Rockklassiekers (juni 2021) en The Beach Boys in Holland (samen met John Swildens, maart 2023). 

– – – – – – –

Van koffergrammofoon tot Spotify (deel 24) –  The Beatles pt. 2
collaestrawbeyyfieldsforever

In mijn vorige stukje (deel 23, The Beatles, deel 1) schreef ik over mijn kennismaking met de muziek van The Beatles. Dat was een bijzondere ervaring. Ik ben vanaf het moment dat mijn klasgenoot/vriend John mij inwijdde in de wereld van deze vier jongens uit Liverpool (en George Martin, de producer, hij was zonder meer de 5e Beatle durf ik na vele jaren Beatlestudie eindelijk toe te geven) weet ik veel over hun muziek. Hoe geniaal, hoe bijzonder het in elkaar steekt, hoe invloedrijk hun muziek was en nog steeds is en veel ‘human interest’ dingen. Ik zou daar nog vele delen over kunnen schrijven, maar a, dat is al veel gedaan en b, tja, b? Het is te veel omvattend. Ik houd het voor nu bij een stukje over twee van hun meest iconische songs (u mag daar best over twisten). Te weten ‘Strawberry Fields’, mijn nummer 1 Beatlesong (te draaien op mijn afscheid van het aardse bestaan) en ‘A Day in The Life’.

Als ik ‘Strawberry Fields Forever’ hoor dan opent zich keer op keer de belangrijkste periode van mijn muzikale bewustzijn. Ik kan het nog steeds niet echt bevatten. Mijn hele late jaren zestig gevoel is gevat in deze song. Song? Het is geen song, het is, het is, het is een mystieke ervaring, ook zonder wiet, hasj, LSD, bier, wijn, whisky, whiskey, nee gewoon midden op de dag, ’s-morgens, altijd, overal. Even wachten: Ik ga het even opzetten…………. Tjezus, ja hoor, weer. McCartney bespeelt een Mellotron (nieuw voor die tijd)  in het intro en dan gaat het los. Ik moet het ook niet te veel horen, op een of andere manier komt het te heftig bij mij binnen. ‘Aansteller’, zult u misschien denken. NEE. IK STEL ME NIET AAN. Het is gecomponeerd door Lennon op de filmset van ‘How I Won The War’ een film van Richard Lester die ook de Beatle films ‘A Hard Days Night’ en ‘Help’ regisseerde. Voor ‘Strawberry Fields’, zoals het op een single verscheen, waren 26 takes nodig. Takes die niet eens allemaal op dezelfde snelheid waren opgenomen. Lennon bedacht dat verschillende versies aan elkaar geplakt moesten worden. Moest die geniale George Martin met zijn even geniale technicus Geoff Emerick chocola zien te maken van al die verschillende takes. Dat stukje tape was mooi en een ander stukje tape paste daar weer goed bij. Stukje akoestisch, hele orkest erbij, knippen en plakken (nog geen computer hè). Snelheid van de verschillende uitgekozen takes op elkaar afstemmen. Wat een klus en Lennon moet er ook nog eens tevreden mee zijn. ‘They pulled it off’. Op 59 seconden kun je als je goed luistert, de knip tussen de verschillende stukken waarnemen. En daar was ‘Strawberry Fields Forever’ zoals wij het kennen. Eigenlijk bedoeld voor de elpee ‘Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band’ (daar zijn ook meters boeken over geschreven), maar omdat de platenmaatschappij om een single zat te springen en de opnames van de genoemde historische  plaat te lang gingen duren, alvast maar een single op de markt.

Strawberry Fields was een terrein waar het Leger des Heils bivakkeerde en waar Lennon wel eens stiekem ging spelen (in een boom klimmen?). Een jeugdherinnering. McCartney dacht: ‘Dat kan ik ook’ en hij schreef ‘Penny Lane’ (ook niet mis zeg), een straat in Liverpool waar hij vaak overheen liep. Met kapper, bus huisje etc. Twee liedjes voor één single. Dat werd natuurlijk een 45 toeren plaatje met twee A-kanten. Nu zeg je wellicht: Ho, ik had/heb de elpee ‘Magical Mystery Tour’ en daar staan die twee liedjes gewoon op hoor. Ja klopt. Dat is een vondst van de Amerikaan. Daar dachten ze: ‘Magical Mystery Tour’ is een ep (met o.a. ‘The Fool on The Hill’ (McCartney met zijn blokfluit) en ‘I Am The Walrus’ (Lennon) en er liggen nog wat liedjes op de plank die nooit op een elpee zijn verschenen. Die zetten we gewoon bij elkaar op één elpee. Op A-Kant de liedjes van de ep ‘Magical Mystery Tour’ (twee singles in een boekje) en op de B-kant wat losse liedjes die alleen op single zijn verschenen. Die plaat heeft u misschien, maar dat telt natuurlijk niet.

Strawberry Fields, de tekst. ‘Let me take you down, cause I´m going down. Strawberry fields, Nothing is real and nothing to get hung about of always, no sometimes, think it’s me. But you know I know when it’s a dream’. Zoek maar op die tekst. Ja, Lennon zal er wel een raar sigaretje bij hebben opgestoken of beter nog: een grappig pilletje hebben geslikt. Lekker hallucineren. Nog een ‘tegeltje’ erbij: ‘Living is easy with eyes closed, misunderstanding all you see.’ Tja tekst. Als het maar lekker klnkt. En dat doet Strawberry Fields. Met de zware cello’s erbij. De achteruit gedraaide tapes, een Indiaas harpje van George Harrison. Goh, wat hebben daarna veel bands dat overgenomen zeg. Prachtig, helemaal de sixties vanaf 1967. En een psychedelische clip die we pas veel later voor het eerst zagen. Op tv. In een of ander pop-programma. Moef Ga Ga? Lekker gek doen. Achteruit terug gedraaide beelden (dat Paul niet uit, maar in een boom, springt). Ging ook iedereen nadoen.

Als je Strawberry Fields opzet moet je eens speciaal naar de drums van Ringo luisteren. Even focussen. Waanzinnig. Ringo goes crazy.  En dan het outro met achteruit gespeelde tapes, gemompel. Wat zegt hij nou? De McCartney is dead believers (misschien later daarover meer, misschien) horen Lennon zeggen: I’ve burried Paul’. Lennon zelf zegt dat hij daar ‘Cranberry Sauce’ zegt. Zal wel. Alles bij elkaar genomen is dit nummer een samenvatting van wat er in die jaren speelde. Love, Peace, jointje, LSD, gekke instrumenten, nog nooit gedaan, what the fuck is dit, doe maar eens gek, The Sky is the Limit, George Martin bakt er wel een geheel van, prachtig, hele avonden praten over dit lied met je vrienden. Ik zeg: Strawberry Fields For Ever!

Oh jee, ik zou het ook nog hebben over dat andere kunstwerk, liedje: A Day in The Life. Andere keer misschien.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van koffergrammofoon tot Spotify (deel 23) –  The Beatles pt. 1
beatlescollage

In de vierde klas van de Havo zat een klasgenoot met (heel) lang haar. Hij speelde gitaar en The Beatles waren zijn favoriete band. Er was ook andere muziek die leuk was en zelfs ook wel goed, maar voor John gingen (gaan) The Beatles boven alles. Hij weet er ook alles van en speelde ‘Rocky Racoon’ (ja ik geloof dat het ‘Rocky Racoon’ was of was het ‘Blackbird’) op zijn gitaar. Ik raakte betoverd door de gitaar. Ik nam wel eens een basgitaar van een dorpsgenoot over voor 75 gulden (elke week fietste ik bij hem langs om 5 gulden af te betalen. Ik kwam voor de vijfde keer en hij zei: ‘Laat de rest maar zitten’).

Ik kon niet bassen, ging niet op les en hield het bij een paar bekende basloopjes zoals dat loopje van ‘Love Like A Man’ van Ten Years After of ‘Box 25/4Lid’ van The Soft Machine. Er stond ook een piano in onze huiskamer en daar ‘improviseerde’ ik wel eens op nadat in de Rotterdamse Doelen een concert zag waar iemand free jazz speelde op een piano. Dat kan ik ook dacht ik en dat was ook zo? Als iedereen de deur uit was en ik zeker wist dat ik alleen thuis was, speelde ik ook free jazz op de piano. Net als die free jazz in de Doelen leek het nergens op en klonk het prima (vond ik). Maar goed, echt gitaar spelen zoals John dat kon, tja, dat kwam binnen. Dat wilde ik ook.

Ik ging ook een gitaar kopen. John ging mee voor advies. Het budget was beperkt. We gingen alle muziekwinkels in Rotterdam af. Allemaal veel te duur, tenslotte belandden we bij muziekhandel Stam op de Schiekade. De handelaar had een EKO gitaar die precies 100 gulden moest kosten (dat was toevallig het bedrag dat ik kon besteden, had ik dat uit m’n mond laten vallen?). Die moest het worden en ik ging blij met de gitaar in zo’n kartonnen gitaardoos naar huis. John leerde me wat akkoorden. E-A7-B7, dat was genoeg om er een bluesje uit te persen (best nog moeilijk zo’n B7).

Door John zijn Beatles-enthousiasme en met ‘Rocky Racoon’ in mijn achterhoofd vroeg ik welke akkoorden je daar voor nodig had. John speelde het voor. De akkoorden die ik daar voor gebruikte (Am-D-G7-C) waren makkelijk (wr horen susjes, zeventjes en andere frutsels bij, John speelde die wel, maar ik sloeg dat over). Ik ging het ook proberen op mijn EKO. Een gitaar van niks met snaren die veel te hoog van de fretjes af stonden. Flink drukken, eelt kweken op de vingers van je weke schoollierenhandjes en dan moest het goed komen. En het kwam goed, na een paar weken kon ik (houterig) ‘Rocky Racoon’ strummen.

Ik ging ook maar eens een Beatleplaat voor mijn verjaardag vragen. Waar stond ‘Rocky Racoon’ op? Op de dubbel-lp met de witte hoes. De lp kwam er en (het ondertussen oersaaie, McCartney niemandalletje) ‘Rocky Racoon’ verbleekte bij al het moois op die plaat. Alleen al het openingsnummer ‘Back in the USSR’ vond en vind ik nog steeds geweldig. ‘Happiness is a Warm Gun’, ‘Black Bird’, ‘I’m so Tired’, ‘Julia’, ‘I Will’, ‘Mother Nature’s Son’, ‘Revolution’, allemaal prachtig (‘Revolution # 9’ overslaan natuurlijk). Deze muziek had alles wat ik mooi vond, koortjes, frisse pop, leuk, mooi, gekke dingetjes, strak, grappen, fijn zo.

Ik dacht terug aan mijn jonge jaren en de plaatjes die thuis in de platenla lagen. ‘Girl’? Dat stond op ‘Rubber Soul’. Die lp kwam er als tweede Beatleplaat. Alle nummers fantastisch. Nog steeds. Ik dacht terug aan de keer dat ik na een Pink Floyd-concert terug in de auto ‘Love me Do’ op de radio hoorde en dacht: dit is mooier dan dat hele Pink Floyd-concert. En de keer dat de student die bij ons inwoonde mij een stukje van de lp ‘Revolver’ liet horen. En de keer dat ik in de psychedelische kelderbox van een klasgenoot luisterde naar psychedelische muziek en ‘Come Together’ op de radio gedraaid werd. Zo, veel mooier dan die hele psychedelische verzameling. En die keer dat Frank Zappa als toegift ‘I Wanna Hold your Hand’ speelde. En die keer dat ik binnenliep bij mijn oudere zus die een klein huisje in Delft woonde. Daar zat haar nieuwe vriend die de lp ‘Abbey Road’ draaide. Oh, dat mocht je dus ook mooi vinden.

Ik ging nu de lp ‘Revolver’ kopen (eerst sparen). Openen met ‘Taxman’, geweldig (detail: geschreven en gezongen door George Harrison). Ik durfde me nu ook wel Beatle-fan te noemen. Op aanraden van John kocht ik een boek met alle liedjes voorzien van akkoordenschema’s voor gitaar. Dat viel tegen. Die liedjes bleken niet zo makkelijk te spelen zijn. Ik oefen ze nu na 50 jaar (een halve eeuw, oei) nog steeds. Ik kan er nu wel een stuk of 10 (min of meer) strummen.

Ik 1975 kwam Paul McCartney met zijn nieuwe band Wings voor een concert naar de Ahoyhal in Rotterdam. Mijn vriendin, zus en ik kochten dure kaartjes (25 gulden per stuk) zodat we goed zicht vanuit het midden van de zaal op de band hadden. Het zaallicht ging uit. Het podium kreeg een blauwe kleur en het leek of er sterretjes zweefden. De eerste tonen van ‘Venus And Mars’ klonken. Er stond een echte Beatle op het podium. Magisch. Op een gegeven moment pakte McCartney een akoestische gitaar (Ovation) en speelde ‘I’ve Just Seen A Face’. Een echte Beatle die een echt Beatle-liedje live voor onze neuzen speelde. Kippenvel. We zaten, we stonden op de stoelen, we vierden feest, we waren erbij. Het hele concert ‘Wings over America’ staat op de dubbel-lp, CD en Spotify. Het is precies hetzelfde concert dat ik in Ahoy zag.

Ik ben lang doorgegaan met mijn Beatlemani(a). Er staat een meter boeken over The Beatles op mijn plank. Ben vijf keer in Liverpool geweest (twee keer met John, Koos en Clemens, waarvan de laatste twee bij lange na niet zulke Beatle-lovers zijn als John en ik (geeft niet). Ook nam ik mijn dochter een keer mee op Beatle-reis naar Liverpool. Met de Magical Mistery Tourbus langs de huizen van de heren inclusief een bezoek aan de Cavern Club. Ik heb alle lp’s, cd’s van de  vier Liverpudlians.

Gek. De laatste jaren draai ik de muziek minder vaak. De meisjes en jongens maken tegenwoordig ook leuke muziek (Taylor Swift, Black Keys en nog veel meer). Er is meer dan Beatles, Beatles, Beatles. Ik blijf fan en mijn hart maakt nog steeds een sprongetje als ik een Beatleliedje hoor, maar om nou een oude demo van Lennon (‘Now and Then’, daar vind ik echt niks aan) op te pimpen en daar zo ingewikkeld over te gaan doen (media), zinloos, nee daar haak ik bij af. Doe dat gewoon niet Paul (Ringo zegt natuurlijk geen nee, die vind alles leuk). Nee, dan luister ik beter nog een keer naar ‘Penny Lane’, ‘Strawberry Fields Forever’, ‘Get Back’ en verwonder me liever elke keer weer over hoe mooi ‘Help’ en ‘I Feel Fine’ klinken, nog steeds. Ik genoot op het puntje van mijn stoel van de driedelige documentaire ‘Get Back’. Maar naar concerten van McCartney ga ik niet meer sinds hij al een poos zijn stem kwijt is (wat niemand schijnbaar tegen hem durft te zeggen en wat binnenkort wel met de autotune of AI recht getrokken zal worden).

Als Ringo nog eens met zijn All-Starband in de buurt is ga ik misschien wel even kijken! (Misschien?)

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –
Van koffergrammofoon tot Spotify (deel 22) –  The Flying Burrito Brothers 

collageflyingburritobrothers
Weer wat nieuws, countrymuziek mooi vinden. In 1969 kwam een vriend met de lp ‘Sweetheart Of The Rodeo’* aanzetten. Die muziek kende ik niet. The Byrds? Die stonden ook niet op mijn radar, maar de muziek op deze lp vond ik  meteen mooi. Ik ging hem niet zelf aanschaffen, kostte geld, ik moest keuzes maken en ik zat meer op het spoor van Chicago. Toen nog Chicago Transit Authority met ‘Beginnings’ en  daarna ‘Chicago II’ met o.a. ‘Does Anybody Really Know What Time It Is?’ (Ik kan de hele ‘Chicago II’ nog 
meezingen inclusief de blazerarrangementen).

In 1972 zat ik op een school in Rotterdam en ontmoette nieuwe vrienden John en Koos van wie Koos over The Flying Burrito Brothers begon, en speciaal over ene Gram Parsons**.  Countrymuziek Bakersfieldstijl***. Geen Jim Reeves met ‘Bimbo’, of Marty Robbins met zijn  lied over El Paso. Dat was muziek voor ouwe mensen. The Flying Burrito Brothers speelden  elektrisch, quasi slordig, maar wel met een pedal steel guitar erbij en in kleding van de  befaamde ontwerper Nudi Cohn ****.

Sneaky Pete Kleinow speelde op die pedal steel werd mij verteld. Mooi hoor. De lp die erbij hoorde heette ‘The Gilded Palace of Sin’. Met ‘Sin City’ (L.A.) erop. Gram Parsons was de belangrijkste man meende ik op te maken uit de verhalen van mijn vrienden.  Hé, ze komen naar Rotterdam, een concert in de Doelen. Zullen we gaan?

De grote zaal van de Doelen stroomde vol. John, Koos en ik bewonderden de instrumenten, de pedal steel gitaar stond aan de zijkant van het podium te pronken. ‘Sneaky Pete’ kwam ter  sprake. Nee, die was er vanavond niet bij, deed geloof ik iets met Stephen Stills. Oké, ik was vooral benieuwd naar de grote ster: Gram Parsons. Nee, die zat er al lang niet meer bij. Die  hadden ze eruit gegooid. Die was zwaar aan de drank en de drugs, daar was niet meer mee te werken. Aha. Dus… Ja maar ze hadden wel Byron Berline, de beste fiddler van Amerika, in de groep (Dat bleek inderdaad een grootheid in dit genre te zijn. Zie deel 10 van deze serie).

De heren gingen spelen. Vreemd, ik kon er toch niet helemaal voor warm lopen. Maar dan, verrassing, halverwege het concert verlieten een aantal muzikanten het podium en bleven er  vier over, waaronder Byron Berline. Deze mannen speelden een setje akoestische nummers,  anders dan de elektrische muziek van zojuist. Dit vond ik leuk. Banjo’s, staande bas, fiddle en meerstemmig snelle muziek. Ik herkende deze muzieksoort van het Nederlandse CCC inc.  die ik al wat eerder ontdekte. Bluegrass. Voor mij was dit het hoogtepunt van het concert. Deze mannen noemden zich Country Gazette en met het singeltje ‘Keep on Pushing van de lp  ‘A Traitor in Our Midst’ kwamen ze zelfs op 6 in de Veronica Tipparade. Net geen top 40, maar toch. Voor mij was vanaf die tijd country muziek/bluegrass een nieuwe favoriete muzieksoort naast alle andere stromingen die ik al leuk vond.

* The Byrds worden met ‘Sweetheart of the Rodeo’ gezien als de grondleggers van de  Countryrock. Gram Parsons, die kort lid was van The Byrds, speelde een grote rol in de totstandkoming van deze plaat.

**Gram Parsons raakte na The Byrds bevriend met Keith Richards en was te gast in het Zuid-Franse landhuis waar de Rolling Stones hun dubbel lp ‘Exile on Mainstreet’ opnamen. Parsons en Richards vonden elkaar in de muziek, de drank en de drugs. Gram Parsons schreef eerder al samen met Keith Richards en Mick Jagger de song ‘Wild Horses’. Parsons zette zijn versie op de Flying Burrito Brothers lp ‘Hot Burrito’The Stones zette hun versie op de lp ‘Sticky Fingers’Parsons overleed in september 1973 aan een overdosis morfine in combinatie met drank in kamer 8 van de Joshua Tree Inn in het Joshua Tree National Park te Californië. Zijn lijk zou naar L.A. gevlogen worden ware het niet dat roadmanager Phil Kaufman de kist onder valse voorwendselen vanaf het vliegveld mee wist te nemen en het terug te bracht naar het Joshua Tree Park en het daar in de fik stak, zoals Parsons het gewild had.

*** Kort door de bocht: Countrymuziek Bakersfieldstijl is een mix van Rock-’n-Roll en  Countrymuziek. Ruiger, elektrisch, minder glad en georkestreerd dan de Nashville Sound. Bekende vertolkers van de Bakersfield Sound zijn mannen als Buck Owens and Merle Haggard. Chris Hillman en Gram Parsons zetten het voort met The Flying Burrito Brothers. The Beatles doen een Bakersfieldje door ‘Act Naturally’ (een liedje van John Russell, op de plaat gezet door Buck Owens) te coveren voor de lp ‘Help’(Ringo zingt het) en The Rolling  Stones doen een weergaloze Bakersfield-sound tribute met ‘Far Away EyesMick Jagger met een over de top redneck accent (fantastische clip).

**** Nudie Cohn ontwierp kleding voor artiesten die er bijzonder wilden uitzien. Rhine  Stones, opzichtig, zwierig. Onder zijn clientèle bevonden zich onder anderen: Hank Williams,  Johnny Cash, John Lennon, Bob Dylan, Roy Rogers, Elton John en Elvis Presley’s beroemde ‘gold lamé pak’ kwam ook van Nudie. Voor Gram Parsons ontwierp hij kleding met marihuana planten erop. In de Country Hall of Fame in Nashville is er een uitgebreid  overzicht van zijn creaties. Op Broadway (de straat in Nashville waar in alle cafés livemuziek  te horen en zien is) bevindt zich de Nudie Cohn Honky Tonk, een gigantisch café in drie verdiepingen en rooftop. Alle dagen met livemuziek. Aan de wand hangt de auto van Nudie  zelf. Een ‘Cadillac El Dorado’, versiert met dollars, stierenhoorns, pistolen enzovoort. Ook hangt er een ingelijst pak van Gram Parsons aan de muur.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 21) – The Mothers of Invention
(Ahoy, 27 november 1971)
collagemothersofinvention

Ik was (en ben tot en met de lp ‘One Size Fits All’) fan van The Mothers of Invention/Frank Zappa. In juni 1971 kwam het album ‘Fillmore East’* van The Mothers of Invention uit. Het was een live registratie van het concert dat The Mothers in 1971 in The Fillmore East gaven. De grote verrassing was dat Zappa de frontmannen van The Turtles Howard Kaylan en Mark Volman aan de band toevoegde. Ja, die van ‘Happy Together’. Wat moesten die bij alternatieve muziek van Zappa? Nou, de Zappa-kenners wisten al dat Frank niet vies was een meerstemming gezongen liedje. Hij wist als geen ander zijn maatschappijkritische, ironische teksten en zijn ingewikkelde muziek met onverwachte wendingen en ronkende gitaarsolo’s te mixen met moerzoete doo wop, pop, rock en harmonische vocals (bijvoorbeeld ‘Motherly Love’ op ‘Freak Out’ of alle liedjes op ‘Cruising with Ruben and the Jets’ waarvan de ‘Fountain of Love’ een goed voorbeeld is).

Op 27 november 1971 stonden The Mothers of Invention met The Turtles Volman en Kaylan a.k.a. The Phlorescent Leech a.k.a. Flo and Eddie, in de Ahoy Hal in Rotterdam. Ik ging met Lucas naar het concert. Het concert was clandestien opgenomen en er kwam een bootlegversie van onder de toonbank van de platenwinkel. Vriend Koos (die ook bij het concert was) heeft de plaat nog op zolder ergens in een doos staan, waar precies weet hij niet meer. Youtube biedt redding, het complete concert is daar te vinden.

Het geluid is niet geweldig (understatement), maar dat was het in de jaren ‘70 sowieso niet in de Rotterdamse Ahoyhal. Verstaan wat er precies werd gezongen of gezegd was bijna onmogelijk. Dat in de oren geknoopt valt het op deze weergave nog mee (zet je koptelefoon op en gaandeweg wen je er nog aan ook). Heb je tijd en geduld om ruim twee en een half uur te luisteren, doen. Als ik het nu terughoor (vroeger kwamen mijn kinderen klagen als ik Zappa draaide, of de muziek wat zachter mocht) weet ik weer dat het een geweldig concert was. Als je een klein halfuurtje de tijd kan nemen, volg dan mijn tips hierna.

Legendarisch (mag ik wel zeggen) was de uitvering van ‘Sofa (Divan)‘ waarin Zappa en Flo and Eddie in het Nederlands zingen. Je hoort het als je doorspoelt naar 36 minuten voor Geef mij wat vloerbedekking onder deze vette zwevende sofa. Op 42.15 uur kun je stoppen als je het zat bent (er komt nog wel een leuk stukje Duits en goede muziek). Vreemd genoeg verschijnt de studioversie (‘Sofa 2’) pas op het album ‘One Size Fits All’ dat in 1975 uitkomt. In Rotterdam speelden ze het al. Daarna doorspelen naar 1.23 uur en 34 seconden voor ‘Peaches en Regalia’, heerlijk Zappiaans instrumentaal stukje met gillende koortjes van Flo and Eddie, meteen ‘Tears Began To Fall’ erachteraan laten spelen en ‘Shove It Right In’ ook even meenemen tot 1.34 uur en 15 seconden. Daarna komt het verhaal van ‘Billy The Mountain’, een berg die een boom (Ethel) op zijn schouder laat groeien. Ze reizen door de USA en bekritiseren het verrotte politieke systeem. Ik vind het muzikaal niet prettig en dat is voor mij een vereiste. Inhoudelijke tekst … prima, maar wel in een fijne muzikale omlijsting graag. Dat mis ik bij ‘Billy The Mountain’, maar voor een plaspauze is het voor mij een uitkomst. Kijk maar of jij het leuk vindt, anders doorspelen naar  2.33 uur en 11 seconden voor de toegiften ‘200 Motels Finale’ en ‘I Wanna Hold Your Hand’ en dan nog een rockvariatie op een (signature?) song van The Mothers of Invention ‘Who are The Brain Police’ dat op het eerste album Freak Out van The Mothers of Invention staat.

* De Fillmore East (New York) en de Fillmore West (San Francisco) waren populaire concertzalen van 1969 t/m 1971. De fameuze concertpromotor/eigenaar Bill Graham sloot de concertzalen omdat hij niet kon/wilde opboksen tegen het onstaan van megaconcerten in stadions. Alle grote acts van eind sixties en begin seventies traden op in de East en West. Op de lp van The Mothers zegt Zappa iets over de closing down van The Fillmore East waar hij en zijn band een van de laatste concerten op dit podium gaven.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –
Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 20) – De zomer van 1971 (part 4)

collagetheband
De schoolloze zomer was voorbij. Op een mooie dag in augustus 1971 stapte ik (17) in de trein en boemelde naar Rotterdam Hofplein. Vandaar een stukje lopen naar de ‘nieuwe school’ op de Stationssingel (achter het Centraal Station). Ik ging samen met mijn vrienden Lucas en Noud die, net als ik, na vier jaren Mulo ook de laatste twee klassen van de Havo wilden afvinken. Nieuwe school, alle leerlingen in mijn klas kwamen van een Mulo in de omgeving (Gouda, Berkel en Rodenrijs, Rotterdam, Pijnacker, Delft, Nootdorp). Na de eerste kennismaking in een klaslokaal maakte ik op het stoepje voor de schooldeur een praatje met wat verse klasgenoten. Waar ging het over? Drie keer raden. Muziek?

We wisselden onze voorkeuren uit en wat bleek. Een van de jongens (met heel lang haar) was net als ik in de zomervakantie, op 6 juni 1971 naar het concert van The Band geweest. Een concert om nooit te vergeten. We deelden ons enthousiasme.

Even terug naar die 6e juni 1971: Op een landerige zondag hing ik samen met wat vrienden en vriendinnen rond op onze vaste ontmoetingsplek, de ligweide van het zwembad. Wat gaan we doen vandaag? Rob ging naar de Kuip waar Feyenoord tegen Haarlem het kampioenschap ging vieren en daarna naar een concert in de Doelen. Wie speelt daar dan? The Band. The Band? Is dat The Band die de begeleidingsgroep van Bob Dylan was? En die aan het eind van 1970 met het liedje ‘Time to Kill’ een hitje had in de top 40. Ja die. ‘Time to Kill’ vond ik wel een fijn nummertje. En wat doe jij Hans? Hans ging met illustere dorpsgenoot Peter R. ook naar dat concert. Dat wij geen kaarten hadden hield ons niet tegen om ook naar Rotterdam te gaan om te proberen of we naar binnen konden glippen (dat was al vaker gelukt).

Ook dit keer lukte het een paar jongens en meiden de kaartjescontroleur af te leiden en naar binnen te glippen. Lucas en ik bleven buiten. Lucas zag er nogal ruig uit (groot, een zware bril en heel veel haar) om met hem samen een lift te versieren was al moeilijk, laat staan dat hij onzichtbaar langs een controlepost kon sluipen. We baalden en wilden rechtsomkeert maken. ‘Hé, Lucas’, hoorde we iemand roepen. Het was de platenhandelaar van een Free-Recordshop in Rotterdam die Lucas kende (Lucas besteede al zijn centen aan het kopen van lp’s, vaak bij deze platenbaas). ‘Oh kom je er niet in. Ik heb vrijkaarten, hoeveel heb je er nodig? Twee? Hier’. Twee tientjes wilde hij hebben en Lucas en ik zaten in de Doelen, loge.

Ik had geen bijzondere verwachting van de groep die zou gaan spelen, misschien nemen ze Dylan wel mee, hoopte ik. Vijf heren kwamen op, gespten hun gitaren om, namen plaats achter de piano, orgel en drums. Vier Canadezen en één Amerikaan leerde ik niet veel later. Hun namen kende ik  nog niet.

Ze zetten het eerste nummer in: ‘The Shape I’m In’, WAT IS DAT? Hè? Pardon? Ongelofelijk. Wat een geluid, wat een zanger, wat een sound, wat een energie. En dat orgel???? Man, man, man. Het kwam binnen als een mokerslag. Ik was instant fan van The Band. Ben het altijd gebleven. Dat Dylan niet meekwam als surprise speelde geen enkele rol meer. Wel stond Dylan’s ‘I Shall be Released’ op de setlijst. In de uitvoering van The Band is het lied nog mooier dan de versie die Dylan zelf opnam. Beduusd van wat we zojuist hadden meegemaakt stonden we weer buiten. Even een shaggie draaien, even bijkomen.

De volgende dag (maandag 7 juni) treinde ik naar Dankers (een platenzaak in Rotterdam die niet meer bestaat) om een lp van The Band te kopen. Er stonden drie verschillende lp’s van The Band in de bakken. De eerste, ‘Music From Big Pink’, de tweede ‘The Band’ (Brown album in de volksmond) en de pas uitgekomen derde ‘Stage Fright’. (Zak)geld om ze alle drie in één keer te kopen had ik niet. Laat ik beginnen bij de eerste.

Ik liet ‘Music From Big Pink’ inpakken en stapte even later weer in de trein naar huis. Tegenover me zat een jongen die ik vaag kende. Ben I. wat ouder dan ik. We raakten aan de praat en ik vertelde hem van het concert van gisteren. Hij was er ook geweest, had er zelfs foto’s gemaakt (in die jaren kon je nog gewoon je fototoestel mee naar binnen nemen) en vond het leuk dat ik zo enthousiast was. ‘Zo’, zei hij, ’Weer een bandmannetje erbij. Thuis zette ik de lp op en werd weer overdonderd. Ik kreeg kippenvel bij ‘Lonesome Suzie’.  Wat een stem, wat een tranentrekkende song (dat deze gigant Richard Manuel heette wist ik nog lang niet, laat staan  dat ik zijn tragische levensverhaal kende, daarover later meer).

Ik vertelde dit verhaal aan de jongen (John) waarmee ik in augustus op het stoepje voor de nieuwe school stond te praten. Hij had een soortgelijke ervaring. Was ook van slag geraakt bij het concert. John en ik zijn de muziek The Band en elkaar altijd blijven volgen (ook daarover later meer in deze serie).

Op de (deluxe) remix-cd van ‘Stage Fright’ staat naast de studio-opname ook integraal het concert dat The Band in de Londense Royal Abert Hall speelde, een paar dagen voor ze naar Rotterdam kwamen om daar precies dezelfde setlijst te spelen in de  laatste gig van hun enige Europese Tour ooit. Prachtige liveopname (ook op Spotify te vinden).

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 19) – De zomer van 1971 (part 3)

collageskiksoftmachinesantana

 

Deel 3 van de zomer van 1971? Wat duurde die zomer lang zeg. Klopt. Ons Mulodiploma haalde ik in mei. In augustus pas ging ik naar de 4e klas van de Havo op een school in Rotterdam. Eerst nog met mijn vrienden Toon, Piet en Joep op tienertoer* door Nederland. We beleefden twee leuke dagen in Etten-Leur (zie deel 18) en trokken verder. Waarheen? Tja, wat is ver weg? Emmen? Pakken we toch de trein naar Emmen. Nou, ik kan je vertellen, in Emmen was (toen?) niet veel te beleven. We konden nog niet bevroeden dat er rond 1984 een leuk bandje onder leiding van ene Daniel Lohues op een muziekfestival in Emmen zou debuteren.

In 1997 kreeg Skik – zo heette dat bandje – landelijke bekendheid met het mooie liedje ‘Op Fietse’ over een fietstocht in de buurt van Emmen. “wie döt mij wat, wie döt mij wat
wie döt mij wat vandage”, zingt Lohues, in 1971 zeker deed niemand ons wat in Emmen. We gingen van armoe naar een discotheek of was het een zaaltje, waar die avond The Shuffles speelden. Ja, wat moesten we daar anders doen? In deel 6 van deze serie vertelde ik dat je lekker kon dansen (slijpen) op de top 40 hit ‘Cha-la-la, I Need You’, vooruit dan maar. Misschien maakten we vanavond kennis met  paar leuke Emmense meisjes. Wat in Brabant kon, kon vast ook in Drenthe. Nou, echt niet. Ten eerste speelden The Shuffles hele andere muziek dan ‘Cha-la-la’. Ze knalden tot onze verbazing ‘Roadhouse Blues’ van The Doors en nummers van andere rockgroepen het zaaltje in. Ten tweede waren de dames totaal niet geïnteresseerd in vier rare snuiters die er nogal ongewassen uitzagen. Overdag niks te doen, ’s avonds geen succes in Emmen.

We rolden onze slaapzakken uit in een klein parkje midden in het plaatsje en sliepen een diepe slaap totdat we de volgende ochtend wakker schrokken van honden die in dat parkje hun behoeften kwamen doen. Een paar inwoners keken ons vreemd (heel vreemd) aan. “Dat bent slonterege sloddervossen” (dialect),  hoorden we een man zeggen. “Wegwezen hier ”, dachten we (abn).

Op het station namen we dan eindelijk de trein naar Amsterdam. We gingen ons hippieplan uitvoeren. Naar Paradiso, Fantasio of de Melkweg, blowen en in het Vondelpark slapen.

We stuitten op de Melkweg. Vier dorpse pikkies van 16 jaar. Bij de ingang stond een jongen die ons een blok Hasjiesj wilden verkopen. ‘Goeie shit man, Rode Libanon’, prees hij zijn koopwaar aan. Bingo. Ik gaf hem een tientje en binnen gingen we op de kussens en Perzische tapijten liggen. We draaiden een joint en gaven die aan elkaar door. “Mot je ook een hijs”, was een gevleugeld gezegde in die tijd.

Er speelde die avond geen band er draaide gewoon muziek. De Rode Libanon deed zijn werk goed. Ik voelde me zwaar. Loom. Relaxed. Bij ‘We did it Again’ van Soft Machine voelde het of ik door de grond zou gaan zakken. Het herhaalde ‘We Did It Again, We Did it Again’, dreunde door.’Tjee, ik zak de grond in’, bracht ik lijzig uit. ‘Uhmm, kom jongens’, zei Toon enigszins ongerust. We gaan. Ik stond moeizaam op en in de buitenlucht haalde ik opgelucht adem. We liepen het Vondelpark in. Inderdaad er lagen her en der wat mensen te slapen. Wij volgden hun voorbeeld en vielen als een blok in slaap op het gras. Slapen in het Vondelpark. Missie volbracht.

Wat gaan we nu doen? Piet kwam op het idee om naar onze eigen hometown Rotterdam te treinen en daar naar de concertfilm te gaan die van het openluchtconcert in het Kralingse Bos was gemaakt.** Het festival wat ik gemist had. Samen met mijn vriend Hans stonden we wel een poosje bij het hekwerk in de hoop dat het net alsbij het Woodstockfestival omver geduwd zou worden. Het gebeurde niet. Hans en ik stapten na een uurtje op ons brommertje en tuften dorpswaards. (We hebben er nu nog spijt van).

Terug naar Rotterdam 1971. Beetje rommelige film. Santana met ‘Jin-Go-Lo-Ba‘ maakte de meeste indruk op mij. We stonden weer buiten en de tienertoerweek was nog niet voorbij. Wat gaan we doen? Waar gaan we nu naartoe?” “Ik vind het wel mooi zo. Ik ga lekker naar huis”, zei Joep. ‘Uhmmm, tja, Joep had gelijk. Het was een leuke trip, wat moesten we daar nu nog aan toevoegen’, vonden we. Op het Hofplein pakten we de trein naar Pijnacker. Bij de warme gedachte aan thuis en aan mijn bezorgde moedertje, draaide ik het raampje van de trein (dat kon toen nog) naar beneden en gooide het laatste stukje Hasj naar buiten. Naar huis, eigen bedje, ook lekker.

* De Tienertoer bestond van 1969 tot 1994. Met deze kaart konden jongeren van 14-19 jaar 8 dagen lang door Nederland reizen met het openbaar vervoer.

** Deze film (Stamping Ground) is te zien op Netfix. Als je een beeld wil krijgen van hoe het er eind jaren 60, begin jaren 70 aan toe ging. Kijk deze film. Verwacht geen gelikte beelden en al helemaal geen gelikt geluid. Dat hadden we nog niet in die (mooie) jaren.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –
Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 18) – De zomer van 1971 (part 2)

collagebrownsugarcsnydoors

De zomer was lang. Geslaagd voor de Mulo. Pas in augustus weer naar (een nieuwe) school. Wat gaan we doen? Op het zwembad rondhangen. Leuk, maar acht weken is lang. We moesten ook wat anders verzinnen. Vriend Toon opperde om op Tienertoer te gaan. Tienertoer? Ja, met een goedkoop Tienertoer abonnement kon je gratis door het hele land treinen. Goed plan. Piet K en Joep V. sloten aan.

De voorbereiding
Waar gaan we naar toe? Dat zien we wel als we op het Centraal Station van Rotterdam staan. Waar gaan we slapen? Dat zien we wel als we ergens zijn. In ieder geval gaan we een nacht in het Vondelpark slapen. Wat zeggen we thuis? Dat we in jeugdherbergen slapen. Wat nemen we mee? We liften naar de legerdump in Gouda en kopen daar plunjezakken en slaapzakken waar je ook buiten in kunt slapen. Piet heeft een transistorradiootje. Zakgeld. Shag.

De reis
Op een zomerse maandag stappen we met onze groene plunje- en slaapzakken in de trein van Pijnacker naar Rotterdam CS. Daar aangekomen kijken we op de gele borden waar de treintijden en stations staan. We besluiten om maar meteen een ‘verre’ reis te maken en stappen in de trein naar Venlo. Venlo? Daar zijn we snel uitgekeken. Toon en ik herinneren ons het voetbalkamp van vorig jaar. Weet je nog? Etten-Leur. Het zwembad. Dat ene meisje. We pakken de volgende trein naar Etten-Leur.

Het is kermis in het dorp. Komt dat even goed uit. We zoeken een plek waar we kunnen zitten en onze spullen neerleggen. Eerst even wat eten en kijken wat er op ons afkomt. Het radiootje gaat aan: ‘Brown Sugar’ van The Rolling Stones klinkt. ‘Dat gaat over heroïne’, zegt Joep. ‘Nee joh, het gaat over een mooie zwarte dame’, beweert Piet. In het kielzog van de ‘Black Lives Matter’ beweging krijgen The Stones kritiek op de tekst. Het nummer gaat over de slavernij en zou racistisch zijn. Jagger zegt dat het juist antiracistisch is. Toch besluiten ze het voorlopig niet meer tijdens live concerten te spelen.

We gaan de kermis op. Tussen de Brabanders zien we er misschien een beetje apart uit met ons gebreide petje, spijkerbroek, sandalen, ja we proberen ‘Hippie’ uit te stralen. (we zijn het natuurlijk niet, daar zijn we als prille17 jarigen helaas te jong voor). We kopen een zak met kersen en delen die uit aan de willekeurige voorbijgangers (toch een beetje ‘Woodstock). De mensen vinden het leuk en de sfeer is gemoedelijk. (Peace en Love).

We komen twee vrienden uit ons dorp tegen. Jasper en Edje maken ook een toer door Nederland, niet met de trein, ze zijn op de brommer. Je had een Puch (hip) of een Zündapp (nozem), ik had een blauwe Solex (uberhip). Jasper zit achterop de Zündapp bij Edje.

We gaan met z’n zessen de kermis op en lopen een paar leuke meisjes tegen het lijf waar we een praatje meemaken: ‘Waar komen jullie vandaan?’ ‘Pijnacker, vlakbij Rotterdam.’ Het lijkt of de meisjes ons leuk vinden en gaan samen met ons de kermis over. Er is een tent waar je je kunt aanmelden om te vechten met een gespierde vent. Om de haverklap ligt er een dorpeling te gillen als de spierbundel hem vloert en op hem gaat zitten (ik zie er van af). De schiettent is meer aan mij besteed. Ik schiet een klein prijsje, een pluche konijntje en geef het aan Elma, een van de meisjes.

Jasper is vlotter met de meisjes dan ik en het duurt niet lang of hij staat met een van de meisjes om een hoekje te zoenen. Op de kermis knalt ‘Love her Madly’ van The Doors uit de speakers. Nou of hier sprake is van madly in love zijn waag ik (Jasper) kennende te betwijfelen. Het kan. De toekomst zal het ons leren.

Hé, denk ik, wat Jasper kan, kan ik ook. Ik nodig Elma uit voor een ritje in de ‘Rups’. Ze stemt toe en even later zitten we samen in een wagentje dat over de baan golft. Als de toeter klinkt gaat er een kap over het karretje en zitten we in het donker. Aha, ik snap het, dit is het moment en kus Elma. Dat vindt zij zo te merken helemaal niet erg en als we de rups verlaten stel ik tevreden vast dat het niet zo moeilijk is, een meisje versieren.

Waar slapen jullie vannacht? Wij slapen op het pleintje voor de ingang van het zwembad. Gewoon in onze slaapzak op de stenen (we kregen toestemming van de beheerder van het zwembad om ’s morgens, net voor openingstijd te mogen douchen in de kleedruimte). Wat zijn die Brabanders toch sympathiek stelden we vast.

Rond drie uur ‘s nachts liggen we op een rijtje naast elkaar op de stoeptegels in onze slaapzakken. Daar komt het meisje dat de middag en avond aan Jaspers zijde doorbracht ons opzoeken. Ik kom even een nachtkusje brengen. Ga je gang, daar ligt Jasper. Zij ziet dat anders. We krijgen allemaal een zoen. Ik ben als laatste aan de beurt en na een lange kus gaat zij er weer vandoor. We lachen om deze bijzondere ervaring. Jasper zit er totaal niet mee dat ‘zijn’ meisje van vandaag iedereen nog even kwam aflebberen. We luisteren nog even naar het radiootje ‘Change Partners’ van Stephen Stills komt voorbij. Wat zijn die Brabanders toch sympathiek stelden we andermaal vast. We drinken een fles Pleegzuster Bloedwijn leeg. Morgen weer een dag.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 17) – De zomer van 1971 (part 1)

collagecolumndeel17

Bijna iedereen was geslaagd. Diploma op zak. Behalve Chris Kruisinga, juist een jongen waarvan iedereen wist dat hij het op zijn sloffen ging halen, zakte. Het was het laatste jaar van het bestaan van de Mulo. De leerlingen van de Mavo zaten ons op de hielen en de directie wilde maar al te graag van de Muloklantjes af. De zomervakantie stond voor de deur. We hoorden dat er een open lucht concert in het Zuiderpark te Den Haag aan zat te komen, met optredens van Solution, CCC inc. en Focus. Drie topbands in die jaren. Van Solution had de eerste elpee ‘Solution’ getiteld. Ik vond het relaxte muziek. (Jazzrock?). Hip (cool) in die tijd. sax, dwarsfluit, toetsen. (Beetje The Nice? Soft Machine 3?).

CCC inc. zag en hoorde ik al eens in Exit Rotterdam en was meteen verkocht. Hun elpee ‘To Our Grandchildren’ zet ik in een gekke nostalgische bui nog wel eens op. Een jaar of tien geleden zag ik ze nog eens in een schouwburg te Leiden. Toen dacht ik wel: ‘Jongens stop er nu maar mee, steenkolen-Engels en niet strak genoeg meer voor deze tijd.’

En Focus, met Neerlands beste gitarist ooit Jan Akkerman. Jan en zijn collega/rivaal Thijs van Leer op de toetsen fluit en zang, zouden het concertje afsluiten. Die Thijs kon wel een potje jodelen op ‘Hocus Pocus’ en Jan speelde al jaren de sterren van de hemel. (Ik zat in 1977 in Californië in een café waar een bandje speelde en  raakte aan de praat met de gitarist. Toen hij hoorde dat ik uit Nederland kwam raakte hij totaal van de kook. Nederland? Jan Akkerman!!! The greatest guitarist of the world!!!, Wow!!!). ‘Oké’, dacht ik, ‘Eat that Eric Clapton en geef dan nou maar eens een rondje.’ Wat hij deed, niet Eric Clapton maar die gitarist die vond dat Jan Akkerman …).

Hans, Ben, Toon, een jongen wiens ik naam ben ‘vergeten’en ik gingen op de fiets naar Den Haag om het concert in het Zuiderpark bij te wonen. Het was een zwoele zomeravond en een van de jongens (de jongen wiens naam ik ben ‘vergeten’) had pilletjes van de dokter tegen moeheid gekregen. ‘Je krijgt er energie van’, beweerde hij. ‘Je kan er wel eentje kopen van me, voor een tientje.’ We moesten een eind fietsen heen en terug dus ik dacht: ‘Geef maar zo’n pilletje dan.’ Nou, dat heb ik geweten, het concert was geweldig, we lagen in het gras (al weer een poosje vriendinloos) te luisteren naar de relaxte muziek van Solution, de bluegrass van CCC inc. en de keiharde rock van Focus totdat er een ambtenaar kwam meedelen dat het te veel herrie was en Focus moest stoppen. Akkerman cum suis draaiden de versterkers nog wat verder omhoog, ramde er nog een song uit en dat was dat.

We fietsen terug naar huis. Hans en ik gingen nog even een plaatje draaien op mijn zolderkamer. Iets bluesachtigs. Ik speelde mee op mijn mondharmonica. Wat kon ik het ineens goed zeg. Prachtig gewoon. We kregen geen slaap en trokken de hele nacht door. Dat pilletje hè, was dat nou gewoon speed?  ‘Het was een mooie avond en nacht, maar daar zal ik verder maar van afblijven’, besloot ik (zo gezegd, zo gedaan, eerlijk waar).

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 16) – Pink Floyd en Love me Do

collagepinkfloyd

Op 3 april 1971 vond het eerste concert in de Rotterdamse Ahoyhal plaats. Pink Floyd speelde op die avond een integrale versie van ‘Atom Heart Mother’ (de elpee met de koe op de hoes). Het was het eerste concert van een grote buitenlandse band in een grote concertzaal dat ik (16 jaar) meemaakte. Ik kende de voorgaande elpees en al was ik niet zo’n fan van de nummers met geluidseffecten, voetstappen en een vlieg die je rond hoort zoemen van links naar rechts (of andersom) in je koptelefoon, ik was meer van de drie minuten liedjes, toch ging ik met mijn vriend Hans mee. Ahoy was toen nog een zaal met een vaste wielerbaan voor o.a. de zesdaagse en kleinere wielerwedstrijden. Je kon kaartjes kopen voor het deel binnen de wielerbaan (duur) of voor de tribunes rond de baan (goedkoper). Hans en ik zaten (goedkoop) op de tribune, ver het podium.

In het eerste gedeelte speelden Gilmour, Wright, Waters en Mason zes liedjes. Of beter gezegd stukken. Liedjes kun de psychedelisch uitgesponnen muziek niet noemen (vind ik). Ik herkende ‘Careful With That Axe’, ‘Eugene’, ‘Set the Controls for the Heart of the Sun’ (zie deel 7 van deze serie) en ‘A Saucerful of Secrets’. Tijdens dit nummer ramde er eentje op een immense gong die op het podium stond. ‘Hé het lijkt we of er een grote gong op het toneel staat’, zei ik tegen Hans. Die kwam niet meer bij. ‘Hahahaha, die staat er al de hele avond hoor.’ Tja, ik droeg toen nog geen bril, die ging ik snel kopen toen ik rijexamen moest doen en het nummerbord van een andere auto op 25 meter afstand niet kon lezen).

En inderdaad,  je kon de voetstappen en de vlieg van links naar rechts (of andersom) door de zaal horen gaan. Voor de meesten was dat sensationeel. Ik dacht slechts: ‘Zo zeg, voetstappen en een vlieg’. Na de pauze kwamen een orkest en koor op het podium om de Pinkies te begeleiden bij hun ongeveer 24 minuten durende uitvoering van ‘Atom Heart Mother’, wat ik oprecht mooi vond. (Ik heb de plaat nog, zal ik hem nog eens opzetten?).

Na het concert kwamen we een paar oudere jongens uit onze woonplaats tegen, In hun auto was nog plaats en we konden met ze meerijden. Onderweg schalde ‘Love me Do’ van The Beatles uit de speakers. ‘Zo, dat is leuke muziek’, dacht ik. Eigenlijk veel leuker dan het gedoe van Pink Floyd (sorry fans, ik vind het heus nog steeds aardige muziek. Ik draai ‘Meddle’ nog regelmatig).

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 15) – Subcultuur

collage15subcultuur

Ik was 17 en zat in de vierde klas van de mulo. Ter afscheid van de Mulojaren gingen wij in de lente van 1971 een week de school uit, op ‘werkweek’ in kasteel Crabbehoff in Dordrecht. Het thema van deze week luidde ‘Subcultuur’. Wat? Subcultuur! Nooit van gehoord. Onze klasselerares legde uit  dat het over de nieuwe tijd zou gaan waarin veel jongeren …ehmm, ik loop nu al vast. Het is meer dan 50 jaar (een halve eeuw, klinkt nog beter) geleden en ik kan het nog steeds niet bondig uitleggen. Iets met hippies, afzetten tegen de burgerlijke cultuur? Wacht ik zoek het even op.

Subcultuur: Een subcultuur is onderdeel van een grotere cultuur. De opvattingen binnen een subcultuur zijn vaak anders dan die in de dominante cultuur. De jongerencultuur is bijvoorbeeld een subcultuur waarin jongeren andere gedragsregels kennen dan de regels die men in het dagelijks leven gebruikt. Subculturen wijken altijd af van de dominante cultuur.

Oh, nou dat herkende ik wel een beetje. We draaiden andere muziek dan onze ouders. We staken wel een eens stickie op. We wisten dat er hippies van over de hele wereld naar Amsterdam kwamen op de Dam zaten en in het Vondelpark sliepen We gingen wel eens naar het muziekpodium Exit in Rotterdam waar hippe bandjes speelden, waar we niet op stoelen zaten, maar op kussens die verspreid op Perzische tapijten lagen. En aan de deur stonden vage figuren die hasj en wiet verkochten.

We kregen het adres van Kasteel Crabbehoff en iedereen moest zelf maar uitzoeken hoe je daar kwam. De meesten gingen braaf met de trein en bus, Lucas en ik niet, wij gingen liften. Op maandagochtend staken we een uur lang vruchteloos de duim omhoog, hezen de vlag en dropen af. Ook maar met de trein dan. We voegden ons als laatste bij onze vrienden en vriendinnen (klasgenoten) aan. Plek op de slaapzaal zoeken. De jongens en meisjes gescheiden

Op de eerste middag op het kasteel kwam een man vertellen over subculturele zaken. Hij hield een betoog over drugs, wat drugs waren en liet een koffertje rondgaan met … drugs. Wij konden onze ogen niet geloven. Onze suffe school, onze suffe leraren, onze suffe directeur en nu dit. De man zette een plaatje op en deelde de tekst uit. ‘Wooden Ships’ van Crosby, Stills and Nash. ‘Dit lied gaat over een atoomoorlog, een Holocaust. En de vlucht uit die wereld. (met wat ‘puple berries’ in je mik). Zo, dat was Heavy Shit voor ons mulopubers. (Het lied staat op de eerste elpee van Crosby, Stills and Nash).

De volgende dag kregen we de film ‘Easy Rider’ te zien. Nu vielen we helemaal van onze stoel. Een film over hippies die de burgerlijke wereld proberen te ontvluchten. Peter Fonda en Dennis Hopper op hun motoren door Amerika. Een jonge Jack Nicholson achterop. Drugs, drank, vrouwen en rednecks. Prachtige muziek. Onder meer ‘The Ballad of the Easy Rider’ door Roger McGuinn, ‘Born to Be Wild’ van Steppenwolf en ‘The Weight’ van The Band tijdens het rijden door Monument Vally in Arizona/Utah. (op de soundtrack van de film wordt The Weight gecoverd door de groep ‘Smith’, vanwege  gedoe met de manager van The Band, die wilde het niet op de verzamelplaat).

Na het zien van deze film besloten Lucas en ik dat als we 18 zouden zijn, we ook op motoren de wereld in zouden trekken. Maar eerst gingen we in de kasteeltuin een jointje roken met op het cassettedeckje van Lucas ‘Rainy Day Women #12 & 35’ van Bob Dylan. Everybody must get stoned toch, hadden we net geleerd. We voelden ons bijna echte hippies.

Op vrijdag wachtte mijn vriend Hans me op bij het treinstation in ons dorp. Samen liepen we naar mijn ouderlijk huis. Ik voelde dat ik afscheid zou gaan nemen van het dorpse leven.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 14) – Krassen in mijn ziel

collagekoffergrammafoonspotify14

Maart 1971

 Het is weer eens tijd voor een fuif. Plaatjes draaien, Pepsels, chips, Cola, Fanta en shaken en bij voorkeur slijpen. (langzaam dansen, dicht tegen elkaar aan). Het is al maart, toch ligt er sneeuw op straat en ik ben uitgenodigd op een intiem fuifje van Brecht. Er komen er niet veel, ik blijk een van de uitverkorenen. Brecht vind ik ook erg leuk dus wie weet, zij mij ook. Vanavond. Slijpen. Verkering? Hopen!

Ik neem mijn mapje met singeltjes mee. Oude en nieuwe. Met onder anderen: ‘Lucky Man’ van Emerson Lake and Palmer, ‘Immigrant Song’ van Led Zeppelin, ‘Window Of My Eyes’ van Cuby + Blizzards en als klapstuk: ‘When A Man Loves A Woman’ van Percy Sledge. Halverwege de avond, die wat stroef verloopt omdat er te weinig mensen zijn, te weinig sfeer, teveel spanning, zoek ik mijn singeltje op en leg het op de draaitafel.

Ik heb al een paar keer lekker gedanst, ook met Brecht, maar steeds was het shaken geblazen op snelle plaatjes. Nu dan: ‘When A Man Loves A Woman’ een ultieme slijpplaat. Bij de eerste klanken draai ik me om en wil Brecht ten dans gaan vragen. Verrek. Ik zie dat Wim mij voor is. In een innige omhelzing slijpen hij en Brecht het hele plaatje uit, terwijl ik bij de chips en Cola sta. Voor mij hoeft het zo niet meer. Na nog drie plaatjes pak ik mijn mapje en doe de singeltjes in de plastic hoesjes. Drukkertje dicht. Jas aan, handschoenen aan en ik fiets in het donker, door de sneeuw, naar huis. Balen.

Mijn voorwiel slipt weg op een stuk bevroren sneeuw en ik ga onderuit. Mijn mapje met singeltjes schiet open en alle plaatjes liggen op straat. Ik sta op, pak mijn mapje en fiets aangeslagen door naar huis. Thuis ga ik nog even aan tafel zitten en zie dat ik een paar plaatjes mis.

Ik twijfel even, het is donker, het vriest dat het kraakt, toch fiets ik terug. Vlakbij het huis van Brecht, waar ik onderuit ging, stap ik af en zoek in het donker, in de sneeuw naar mijn singels. Ja hoor daar liggen ze. Ik pak ze op, doe ze in het mapje. Drukkertje nu goed vast en weer naar huis.

Thuis in het licht, zie ik dat niet alleen mijn ziel die avond wat diepe krassen erbij heeft gekregen, maar mijn plaatjes ook. Ze liggen nog steeds als souvenir aan deze verloren avond in mijn kast en elke keer als ik Percy, ‘When A Man Loves A Woman’ hoor zingen pink ik een traantje weg.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 13) – Nacht en Ontij
collageboudewijndegroot
Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh schreven Nederlandse muziekgeschiedenis. Nijgh schreef de teksten en De Groot de muziek. Boudewijn was de zanger, gitarist en met losse muzikanten kwamen de elpees tot stand. Hun muziek vond ik leuk. Aan de elpee ‘Nacht en Ontij’ heb ik wat minder goede herinneringen.

Was Boudewijn de Groot een protestzanger? Was Boudewijn de Nederlandse Bob Dylan? Of de Nederlandse Donovan? Niet echt toch, maar zijn hit ‘Welterusten meneer de President’ ging wel in die richting. Een zanger met een gitaar die een vlammend protestsong bracht. Dit lied ging over de president van de Verenigde Staten die de scepter zwaaide over de Amerikaanse inzet in de Vietnamoorlog. In Amerika schreeuwden de jongeren ‘Johnson Moordenaar’ tijdens hun protestacties voor het Witte Huis. Boudewijn sloot het lied af met een boze en sarcastische sneer  ‘Meneer de President: ‘SLAAP ZACHT’. Het was 1966 en ik was pas twaalf, zat nog op de lagere school. Het ging langs mij heen. Het plaatje lag ook niet in de platenla bij ons thuis.

Dat veranderde met Boudewijns ’s elpee Picknick die in 1968 het licht zag. De Flower Power-tijd was Nijgh en De Groot niet ontgaan en zij maakten de elpee die bol stond van liedjes over Love en Peace, leuke vrouwen, met z’n allen een mooi feest bouwen. Ook een lied over de vervuiling van het milieu want daar maakten de jongeren (ik niet) zich toen ook al druk over. (terecht). De plaat sloot af met de single ‘Meester Prikkebeen’ een lied dat Boudewijn zingt met Elly Nieman, die met Rikkert Zuiderveld en Jop Pannekoek optrad onder de naam ‘Zwart Zaad’. Niet lang na de samenwerking met Boudewijn de Groot trouwde ze met Rikkert. Samen vormden ze het duo Elly en Rikkert. Met Boudewijn maakte ze geen plaat meer. ‘Meester Prikkebeen’ haalde de negende plaats in de Veronica top 40.

Was ik een fan van Boudewijn de Groot? Ik vond het leuk en misschien heeft de muziek van De Groot mij ook wel onbewust op het spoot gezet dat het safe was om ook naar Nederlandstalige muziek te luisteren. Ik geloof dat mijn vriendinnetje Odile het ook mooi vond want zij was in het bezit van de elpee ‘Nacht en Ontij’. Een plaat met een donkere sfeer. Een doorlopend verhaal over een heksensabbat Geschreven door De Groot en Lucien Duzee (Geen Nijgh erbij). We hadden ook de groep Black Sabbath met hun eerste elpee gehad toch?. Voor dit soort praktijken bleken ook mensen te porren. Ik vond ‘Nacht en Ontij’ wel grappig (voor een of twee keer). Maar vooral de gewone liedjes die ook bij de elpee hoorden en los stonden van het heksenverhaal, ‘Wie Kan Me Nog Vertellen’ (gewoon rock met een vlammende gitaar en de stem van Boudewijn bijzonder opgenomen) en  ‘Aeneas Nu’ spraken me meer aan. Weer de gewone liedjes hè. Niet ingewikkelde projecten en conceptelpees. Kom gewoon met een liedje van een minuut of drie joh, en ik ben tevreden.

Ik schreef in de inleiding dat ik minder goede herinneringen heb aan ‘Nacht en Ontij‘. Nou dat zat zo. De avond voor de ochtend dat mijn vriendinnetje het uitmaakte met mij hadden we nog samen op haar kamer naar die elpee geluisterd onder het zoenen. ‘Ik wil weer vrij zijn’, zei ze de volgende dag. Slik. Je snapt dat ik nooit meer iets met een heksensabbat heb willen maken.

Welterusten meneer de president!

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 12) – Woodstock
woodstockcollage

Het Woodstockfestival vond in de zomer van 1969 plaats. In maart 1970 kwam de film in de Nederlandse bioscoop. Daar moesten we naar toe. In Rotterdam? Nee, de Maasstad was nog lang niet zo hip als in 2023. Amsterdam, daar gingen we naar toe. We waren nog maar vijftien, nog zo groen als gras. We rookten geen hasj, dronken zelfs geen biertje, alleen Coca Cola en nu gingen we met z’n zessen per trein naar het episch centrum van hippies en provo’s. Hans, Marilou, Letteke, Marjon en ik. Amsterdam. De stad van de Melkweg, Paradiso en Fantasio (ter ziele). Dat was de plek waar we de film moesten zien, door het Vondelpark lopen en op de Dam zitten.

Ademloos keek ik naar de film, luisterde naar de muziek. Naar County Joe Mc Donald met zijn ‘I-Feel-Like-I’m-Fixin’-To-Die Rag’: “Give me een F … Efffff, U …joeeeee, C… sieeee, K, …keeeee. What’s that spell, FUCK, What’s that spell, FUCK, What’s that spell, FUCK. En hij zette het vietnamlied in … and it’s 1, 2, 3, what’re we fighting for? don’t ask me, I don’t give a damn, next stop is vietnam. And it’s 5, 6, 7, open up the pearly Gates. Well there ain’t no time to wonder why. Whoopee! we’re all gonna die.” Zo de toon was gezet en ik was gehypnotiseerd. Zelfs zo erg dat ik voor even mijn kersverse vriendinnetje vergat die naast me zat. (Onvergefelijk).

De dan nog onbekende Joe Cocker schreef geschiedenis door in zijn Tie-Dy T-shirt de beste Beatlecover ooit, het publiek in te schreeuwen. ‘With a Little Help From My Friends’. Nou, zijn band en de zangeressen waren op dreef. Kom daar maar eens om, het origineel van The Beatles overtreffen. Hij flikte het. Er kwam nog zoveel moois voorbij. The Who, Santana en vooral Ten Years After maakte indruk op mij met hun lange versie van ‘I’m Going Home (By Helicopter)’. In het donker betoverde Alvin Lee het publiek met zijn gitaarsolo’s en bluesy zang. Het nummer duurde bijna tien minuten en dat was geen seconde te lang.

Jimi Hendrix was de laatste act. Na een verbastering van het Amerikaanse volkslied ‘The Star-Spangled Banner‘ in een huiveringwekkende versie – hij liet zijn witte Izabelle Stratocaster gillen, ratelen als spervuur, bommen en granaten, oorlog Vietnam – volgde ‘Puple Haze’. Jimi sloot af met een instrumentale blues. (Nederlandse beatgroepjes gaan in navolging van Hendrix ook het volkslied eens lekker verkrachten, maar het Wilhelmus op z’n Hendrix’ nadoen komt meestal niet verder dan een sneue poging).

We slenterenden naar het centraal station en boemelden terug naar Rotterdam. Mijn vriendinnetje en ik zonderden ons voor de treinreis van de anderen af en zaten samen in een verder lege coupé. Later sprak de geschiedenis over een Woodstockgeneratie. Eerlijk is eerlijk, het dagje Amsterdam was spannend, maar wij stonden er als vijftienjarigen slechts aan de zijkant bij. Met open mond en klaar voor de sprong.

Nb. In 2019 bezocht ik dan, 50 jaar na dato, eindelijk het plaatsje Woodstock in de U.S.A. en het terrein waar het festival plaatsvond. Iets van 90 kilometer van het dorpje Woodstock af in Bethel op een weiland van de boer Max Yasgur. 50 jaar ouder en het was nog steeds indrukwekkend.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 11) – Nieuwe kansen

collagepetertetterroodeel11
Het is februari 1970. Ik ben 15, bijna 16. In een oude wagenschuur op een terrein iets buiten het dorp Pijnacker verrees een lokaal jeugdcentrum, muziektent, poppodium, chillplek (bestond dat woord toen al?). Genaamd: ‘De Boerderij’. Ik kwam er elk weekend en ook op doordeweekse avonden met vrienden en vriendinnen. Muziek luisteren, bandjes kijken. Diskuusjeren. Ik ontdekte er onder andere de eerste elpee van Black Sabbath met een lugubere hoes, het middenstuk van de plaat was een vertigo. Zeker de bedoeling dat je daar duizelig van werd als hij op de draaitafel lag. Geen last van gehad.

Stevige muziek. Het eerste nummer ‘Black Sabbath’ handelde over de man met de zeis die de zanger komt halen. “What is this that stands before me? Figure in black which points at me. Turn ‘round quick and start to run. Find out I’m the chosen one. Oh, no.” Niet dat ik ooit naar teksten luisterde. Ik vond de muziek gewoon lekker. Dat de zanger Ozzie Osbourne heette en hij de kop van vleermuizen afbeet, wist ik toen nog niet.

Voor mij was de Boerderijtijd bijzonder. Ik sloot er vriendschap met Hans. Een vriendschap die — met een te lange onderbreking — tot op de dag van vandaag stand houdt. Ik kreeg er verkering met mijn tweede vriendinnetje waar ik al langer een oogje op had. We zagen er bluesbandjes, folkzangers als Leo Unger, Jop Pannekoek (vader van Peter) en het duo Elly en Rikkert. Bij de aankondiging van het liedje ‘Kom naar ons huis’ deelde Rikkert mee dat het niet de bedoeling was om de daad bij het woord te voegen. Oké, dacht ik, hij zingt kom naar ons huis en hij bedoelt ‘Kom niet naar ons huis’, hmmm.

De film ‘Rodemary’s Baby’ werd gedraaid, achter de projector stapelde de filmsla zich op. Er was een aparte ruimte waar je een jointje kon roken, waar Hans en ik sporadisch gebruik van maakte. Wij voelden ons een soort hippies, al waren we in werkelijkheid prille pubers die elke avond thuis in ons bedje sliepen in plaats van in het Vondelpark.

Mijn favoriete muziek, naast Black Sabbath was Led Zeppelin met ‘You Shook me’,  de elpee Deep Purple in Rock, King Crimson met ‘21st Century Schidzoid Man’. Dat soort werk tot ik op een dag – ik fietste over het plein waar de jaarlijkse kermis werd opgebouwd – een liedje uit de speakers bij de botsauto’s hoorde schallen, een liedje dat mij overviel, zo mooi, prachtige driestemmige zang, een pedalsteelgitaar, beetje countryfeel. Het bleek ‘Teach your Children’ van Crosby, Stills, Nash and Young.* Vond ik dat mooi? Ja. Kon dat wel? Ik hield toch van harde rock en blues? En dan nu dit? Ik reed naar huis, vond ergens twee tientjes en liftte naar Delft om de elpee met dat nummer te beluisteren. Bij Hees en Co op de Choorstraat liet ik ‘Déjà Vu’ opzetten, want daar bleek: ‘Teach’ op te staan. Al bij het eerste nummer bliezen de heren mij omver met hun “Carry on, love is coming, love is coming tot your door.“ Inpakken die plaat!

Die avond ging ik naar De Boerderij en sprak daar een bekende. Iets ouder dan ik, Harm. ‘Zeg Harm, niet verder vertellen hoor, maar nou heb ik toch wat moois ontdekt. Wat dan? Crosby, Stills, Nash and Young. Ja, mooi zei Harm, heb ik ook gekocht. Mag dat dan, dat je zulke muziek mooi vind? Tuurlijk. Is hartsikke hip op dit moment.’ Bevrijd haalde ik adem, ik had nieuwe muziek ontdekt en het werd nog goedgekeurd ook. Nu pas ging ik snappen dat ik altijd al van meerstemmige muziek hield, van koortjes. Rock, blues, folk, ik vond het allemaal mooi. Led Zeppeling meets The Beatles, The Beach Boys, Deep Purple, Fairport Convention, Steve Miller, Frank Zappa, Crosby Stills Nash and Young, Rolling Stones, Bob Dylan, kom maar binnen heren.

De Boerderij haalde net zijn eenjarig bestaan niet omdat het de gemeenteambtenaren lukte om de tent te sluiten vanwege vermeend drugsgebruik (klopte) en vage hippiepraktijken als het spelen van een spel waarbij je met ogen dicht door de ruimte moest lopen en als je tegen iemand aan botste diegene even beet kon pakken. Xoelapepel. Ik geloof dat het niet meer bestaat. In ieder geval ging de tent op slot en was ik aangewezen op poppodia in de omgeving. Nieuwe kansen.

* Op deze video een live versie

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 10) – Zomer van 1969

collagecubystonesteeset

Den Haag. Club 192. De vriend van mijn oudere zus neemt me mee naar deze Haagse muziekzaal. Hij is fan van Cuby and The Blizzards en ik ook. Blues hè. Nederblues nog wel liefst. Cuby maakt naam met de elpee ‘Groeten uit Grollo’ uit 1967 met ‘Another Day, Another Road’ erop. Dat nummer verschijnt op een singletje en ik graai het twee jaar later uit een uitverkoopbak. Het veel mooiere ‘Somebody Will Know Someday’, nog met Herman Brood op de piano, ook op ‘Groeten uit Grollo’ verscheen helaas nooit op single. De platenbonzen zullen wel gedacht hebben dat het snellere bluesrocknummer ‘Another Day Another Road’ commercieel interessanter was. Het haalt in ieder geval de 20ste plek in de Veronica top 40. Nu sta ik als vijftienjarige voor het podium en zie Eelco Gelling live gitaar spelen. Vliegensvlugge vingerzettingen terwijl hij doodstil blijft staan. Ik ben onder de indruk en raak van de buitenwereld afgesloten. Ik kan mijn ogen niet van Gelling afhouden. Hij is vanaf dat moment een van mijn gitaarhelden.

De stevige rocker ‘Appleknockers Flophouse’ komt voorbij en ik besluit dat ik die single in ieder geval ga aanschaffen. Appleknockers zijn appelplukkers, seizoenarbeiders die verblijven in sobere hotelletjes of wat daar voor door mag gaan, Flophouses. De Boerderij van Cuby staat in Grollo en wordt door Harry ‘Cuby’ Muskee en Herman Brood omgedoopt tot hun ‘Appleknockers Flophouse’. Ik heb het plaatje nog steeds en de boerderij is omgebouwd tot een museum in Grolloo (nu met twee oo’s, waarom?).

Het is zomer 1969. Ik loop met mijn zus en haar vriend langs het strand van Scheveningen. We halen de herinnering op aan het concert van Cuby en we praten over muziek. ‘Nou heb ik op de radio toch een goed nummer gehoord: ‘Honky Tonk Women*’ van The Rolling Stones. Ik ben er weg van. Die funky sound met dat soulfull koor in het refrein. Als ik weer wat munten heb ga ik het kopen.’ ‘Hoeveel kost zo’n singeltje’, vraagt hij. ‘Vier vijftig,’ Hij trek zijn portemonnee en duwt vijf gulden in mijn hand. Ik word er warm van. Ik koop het plaatje en het blijft altijd een van mijn favorieten. Het intro met de koebel van producer Jimmy Miller en de drum van Charlie Watts gevolgd door een typische Stones gitaarlick. Iets later verschijnt de elpee ‘Let it Bleed’ met ‘Honky Tonk Women’ op een andere manier. Nu heet het nummer ‘Country Honk’.  De heren brachten het terug naar de oorspronkelijke countryversie waarin Memphis door Jackson wordt vervangen en Byron Berline** de fiddle speelt. Ze zetten hem buiten op straat zodat we de verkeersgeluiden horen. (honk honk). Mijn voorkeur gaat uit naar de single.

Met John en Martien ga ik kamperen in Zandvoort. Voor de eerste keer zonder volwassen toezicht. We fietsen de 50 kilometer op onze oude barrels van Pijnacker naar de badplaats. Je zou denken, nou daar gaan die drie jongens eens even een feestje van maken. Slingers, bier, meisjes, visnetten, muziek en noem maar op. Nee hoor, niets van dat alles. Cola met een patatje en een beetje fietsen in de omgeving, That’s all Folks.

In de duinen worden we aangesproken door een paar meisjes. ‘Hé, hoe heet jij?’ vraagt de grootste (niet de leukste). ‘Peter Tetteroo’ antwoord ik. ‘Oh van de Tee-Set’ zegt met haar Amsterdamse tongval. Ja hoor, denk ik, daar heb je die Peter Tetteroo van de Tee-Set weer eens. Hahaha, lachen hoor. Mijn vrienden zeggen dat ze een oogje op me heeft. Nou ik niet op haar. En ‘Ma Belle Amie’ is dan wel een hit in de zomer van ’69, ondanks dat het naar de vijfde plaats in de Amerikaanse Billboardlijst stijgt, is het liedje niet mijn ding.

Bij een filmvoorstelling in de kantine van de camping komt ze in haar volle ornaat vlak achter me zitten en zingt zachtjes op een Tante Leen*** manier ‘Ma Belle Amie, tralala tralala tralala tralala merci.’ Ik ontwijk haar verder in de twee weken dat we daar kamperen.

*Dat wist ik toen nog niet, maar een Honky Tonk is een café waar de meisjes en de jongens zijn. Dansen, knokken. Niet braaf. Wel leuk. Dus je snapt wel wat Mick Jagger met ‘Honky Tonk Women’ bedoelt. ‘I met a gin soaked barroom Queen in Memphis. She tried to take me upstairs for a ride.’ En wat dies meer zij natuurlijk. Niet iets voor drie knulletjes van vijftien.

**Byron Berline was een veel gevraagde fiddler. Je hoort hem behalve op ‘Honky Tonk Women’ bij: Bob Dylan, Elton John, The Byrds, Janis Ian, Dillard & Clark, Willie Nelson, The Dillards, Stephen Stills’Manassas, Bill Wyman, Manhattan Transfer, The Doobie Brothers, Lucinda Williams, The Flying Burrito Brothers, Country Gazette en vele anderen.

***Tante Leen was de vrouwelijke equivalent van Amsterdamse volkszangers als Johnny Jordaan, Koos Alberts en André Hazes de eerste.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 9) – Bob Dylan

 bobdylancollage_1100x273

Op zondag 20 juli 1969, iets over negen uur ’s avonds (Nederlandse tijd) landden de eerste aardbewoners op de maan. De maan hè. Nogal sensationeel voor die tijd. Deze vijftienjarige jongen zag de zwart-wit reportage op televisie bij een kennis in Delft. Wat kon mij dat maangedoe eigenlijk schelen? Interessanter was dat we na het landen van de Raket naar de Maan naar de Eland zouden gaan. Een muziektent in Delft waar hippies naar optredens kwamen kijken en luisteren onder het genot van hasjiesj en wiet met geprojecteerde vloeistofdia’s op de muur. Spannend. Ik mocht er niet naar toe van mijn moeder, maar vanavond zag ik mijn kans schoon. Bij binnenkomst was de zaal praktisch leeg. Er was niets te beleven behalve die dia’s dan. Ook weer niet zo heel erg boeiend. Een beetje teleurgesteld liepen we weer terug naar de woning van de kennis waar ik zou blijven slapen. Hij stak een joint op legde een elpee van ene Bob Dylan op de draaitafel. Daar ging ik even rechtop van zitten. Weer iets wat ik nog niet kende.

Rauw zang en wat te denken van de manier waarop deze zanger mondharmonica speelde? Heel bijzonder allemaal. Het nummer Maggie’s Farm* bleef in mijn geheugen hangen. Ik sliep op de bank en bij het naar huis fietsen de volgende dag, besloot ik dat ik ook een elpee van Dylan zou gaan kopen. Eerst even sparen.

Na een paar weken had ik voldoende geld bij elkaar geschraapt en toog ik met een vriendje (niet Lucas dit keer, maar Rob) naar Discover, een platenzaak in Delft waar ze luistercabines hadden. Een afgesloten hok met een glazen deur, een bankje en twee luidsprekers. Veel luxer dan van die losse telefoons die je tegen je oren moest drukken (nog geen koptelefoons te bespeuren in die tijd). Ik ging een plaat van Dylan kopen en viste ik het laatste album van de protestzanger (zo stond hij bekend, zeg maar de Amerikaanse Boudewijn de Groot of Armand) uit de bakken. Het album heette ‘Nashville Skyline’ en toonde op de hoes een vriendelijk ogende Dylan met gitaar en hoed. Zet maar op. Rob en ik zaten naast elkaar in het luisterhok en daar klonken de eerste noten. Wat was dat nou weer? Geen schreeuwende, boze Bob Dylan, maar een gezapig voortkabbelde song. Een duet met Johnny Cash. Girl From The North Country. Was dit wel wat ik bedoelde? Het was de enige plaat van Bob die deze zaak had staan. Gespaard voor dit moment en dan met lege handen naar huis? Ik kocht de elpee. Eigenlijk best wel mooi. Later leerde ik dat dit Dylan in een nieuwe fase van zijn loopbaan was. Bob als huisvader na zijn motorongeluk in 1966. Zoiets legde een andere vriend, Bert, een die-hard Dylanfan, aan mij uit.

‘Kom maar eens luisteren wat ik thuis van Dylan heb staan’. Ik naar Bert. ‘Dit is een Witte Elpee’, zei hij. Illegale opnames. Moeilijk aan te komen. En zette de plaat ‘Great White Wonder II’ * op. Dit zal mijn eerste kennismaking met echte folkmuziek zijn geweest. Vooral het nummer I was Young When I Left Home bleef hangen. ‘I was young when I left home and I’ve been rambling around. And I can’t go home This Way. This way, lord, lord. lord, I can’t go home this way.‘ Na meer dan vijftig jaar, ken ik deze regels nog uit mijn hoofd, inclusief melodie en gitaarakkoorden. Deze Witte Elpee, Bootleg, is nergens meer te koop, zelfs op Spotify is hij niet te beluisteren. Je kunt wel nummers van ‘The Great White Wonder II’ op You Tube vinden.* Ik was nu officieel Dylanfan dankzij Bert.

Er was weer een jaar voorbij. Ik was zestien en had een nieuw vriendinnetje. Bij mij thuis stelde ik voor om naar mijn zolderkamer te gaan. We liepen de twee trappen op en namen plaats op de rand van mijn bed. (Ik had maar één stoel) Tja. En wat doe je dan, als je je vriendinnetje mee naar je zolderkamer troont? Je vriendinnetje waar je behoorlijk verliefd op bent? Juist, dan zet je je pas verworven Greatest Hits Elpee van Bob Dylan op en bespreek je de muziek met haar. Leg je uit wie Dylan is, waarom hij zo bijzonder en belangrijk is. luister maar eens naar Its all Over No Baby Blue‘. Mooi hè? Nou de verkering was inderdaad snel ‘Its All Over Now Babu Blue’ en dit keer was ik de ‘Baby Blue’. Maar de plaat heb ik nog steeds. Ik ga hem even opzetten. ‘Your lover who has just walked through the door, Has taken all the blankets from the Floor The carpet too is foldin’ over you. And it’s all over now baby blue.’ Zoiets dus.

* Maggie’s Farm staat op het album ‘Bringing  it all Home’ en op het You Tube filmpje zie je Dylan het nummer live spelen op het Newport Folk Festival 1965. Het was voor het eerst dat hij elektrisch speelde in plaats van alleen meer met zijn akoestische gitaar en mondharmonica.. Het werd hem niet in dank afgenomen door de folkliefhebbers die hem uitjouwden. Het begin van een wereldtour met een elektrische set en overal uitgescholden werd.
**Het gaat hier over ‘The Great White Wonder II’, niet over de bekendere eerste Great White Wonder.
*** Het nummer ‘I was Young When I Left Home’ is later uitgebracht op het album ‘No Direction Home: Bootleg Volume 7 (Movie Soundtrack)’. Wel te vinden op Spotify.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van Koffergrammofoon tot Spotify (deel 8) – De mondharmonica
collagekoffergrammofoon8_1100x271

 Mijn vriend Lucas en ik jagen op singeltjes. In Pijnacker verkopen ze geen plaatjes, in ieder geval niet die wij zoeken, dus liften we vaak naar Delft. Daar struinen we de uitverkoopbakken af en ik graai een singeltje van The Rolling Stones mee: ‘Not Fade Away’. Buddy Holly schreef het (met Norman Petty) en de Stones maakten er een rock-blues versie van met Brian Jones op de bluesharp. Jones was misschien wel de talentvolste muziekkant van de Rolling Stones. Hij richtte de band op, speelde verschillend instrumenten, schreef mee aan hits als ‘Paint it Black’ al werd hij niet genoemd bij de credits. Manager Andrew Loog Oldham schoof Jagger en Richards naar voren als de songschrijvers van de Stones. Jones maakte zichzelf onmogelijk door zijn excessieve drank- en drugsgebruik en dreef steeds meer van zijn eigen band af. ‘Let it Bleed’ is het laatste album waar hij een bijdrage aan leverde. Uiteindelijk zette Jagger en Richards hem uit de groep. Jones werd in 1969 dood gevonden in zijn zwembad. Maar dat hij eerste was die mij de sound van de bluesharp liet horen is een feit.

De mondharmonica overvalt me weer als ik begin 1970 ‘Room to Move’ van John Mayall op de radio hoor. Van Mayall heb ik al een blues-elpee. John Mayall and The Bluesbrakers met de 20 jarige Eric Clapton in de gelederen en ik denk dat ik fan ben van deze muziek. Maar met de plaat waar ‘Room To Move’ opstaat slaat de aartsvader van de Engelse witte blues een heel andere weg in, het album heeft dan ook de titel ‘Turning Point’ meegekregen. Sfeervolle muziek. Hier geen elektrische gitaren maar akoestische instrumenten. Beet jazzy misschien? Eric Clapton is dan al lang in een andere band gaan spelen, Cream. Het hitje ‘Room To Move’ staat op Turning Point in een lange live-versie. Op het Radio-Edit is de mondharmonicasolo ingekort. Maar toch. Hoe de bluesbreaker daar op zijn harmonica tovert is weergaloos. Dat singeltje moet ik hebben. Ik heb de vier gulden vijftig bij elkaar gespaard en Lucas en ik staan weer op de Westlaan in Pijnacker om een lift te versieren naar Delft. Wij naar de V&D in het pittoreske stadscentrumpje. Op de platenafdeling zijn we de enige twee klanten. Ik zoek ‘Room to Move’ op en trek het uit de bakken. Als ik om me heen kijk waar de verkoper is, blijft het stil. Kom op, jongens, ik wil dat plaatje afrekenen, naar huis en het op de draaitafel leggen. Niemand. Het duurt en het duurt, niemand. Dan niet en ik zet het plaatje terug in de bakken. Waar is Lucas trouwens? Ik zie hem niet meer. Als ik naar buiten loop staat hij ongeduldig op me te wachten. ‘Waar blijf je nou, lul?’, snauwt hij me toe. Hij heeft een stapel plaatjes onder zijn jas. Gejat. Zoiets komt bij mij niet op. Stom natuurlijk. Braaf ventje. Dat vindt Lucas ook en als we weer naar onze liftplek lopen, hij met een stuk of tien splinternieuwe singles en ik met niks, vraag ik: ‘Geef mij er ook een.’ ‘Nee’, zegt hij. Een paar dagen later koop ik het plaatje bij Dankers in Rotterdam . Later koop ik de hele elpee ‘Turrning Point’ met de langere versie van ‘Room to Move’. Nog mooier dan het singeltje.

Dan komt Led Zeppelin om de hoek. De eerste LP van deze groep ken ik al, maar nu krijg ik zelf  ‘Led Zeppelin II’ op mijn verjaardag. Prachtige plaat, nog steeds een van mijn favorieten en dan het laatste nummer. Die mondharmonica. Robert Plant (wij zeggen altijd Robert de Plant) zuigt en blaast op de bluesharp met veel lucht erbij. Geweldig, ‘Bringing it on Home’ (van Willie Dixon) dan volgt mooie gitaarherrie en in de outro weer die Plant op zijn bluesharp. Zo wil ik ook kunnen spelen.

Lucas en ik gaan naar ‘Exit’ in de Eendrachtstraat te Rotterdam. De Paradiso van Rotterdam. Perzische tapijten op de vloer waar je op kunt zitten, liggen. De geur van wierrook en hasjiesj. Ik houd het op een Colaatje. De in een commune levende jongens (met Ernst Jansz) CCC inc. begint met hun vrolijke bluegrass. Muziek die ik nog niet ken. Ik ben weer eens instant verkocht en als de heren het nummer ‘The Midnight Special’ inzetten – een traditional bekend gemaakt door Leadbelly en later onder meer door CCR – weet ik het zeker. Ik ga morgen in Delft, bij Hees en Co de eerste plaat van CCC inc.–‘To Our Grandchildren’ – kopen en dan loop ik naar Dol’s muziekhandel en schaf ik een bluesharp aan. In E. Lucas vindt het een goed idee, gaat met me mee en koopt er ook een. Vanaf nu lopen we samen door de nacht en blazen de intro van The Midnight Special. Het ritme van de trein

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van koffergrammofoon tot Spotify (deel 7) – De psychedelische kelderbox.
collagepsychedelicadeel7

16 jaar. Nog steeds in de vierde klas van de Mulo. We krijgen een nieuwe klasgenoot. Onno. Import uit de stad, Delft. Zoals altijd gaat de kennismaking via een praatje over muziek. Onno neemt het woord psychedelisch in zijn mond. Spychisch wattes? Ja, kom maar eens luisteren als je zin hebt. Nieuwe muziek luisteren is altijd aan mij besteed dus ik spreek af om op een avond deze muzieksoort te komen ontdekken. Onno woont in een flat en hij heeft samen met zijn oudere broer Don de kelderbox ingericht als muziekhonk. Dat mocht van zijn moderne ouders. In de kelderbox staan gemakkelijke oude stoelen (van oma?) met rood fluweel gedrapeerd. Aan de muur  hangen posters van groepen aan de muur die ik nog niet ken. Een zachte verlichting, chips, Cola, wierrook en een muziekinstallatie. De broers steken een pijp op en de ruimte wordt gevuld met een zoetige geur. Lekker, wat is dat? Van Rossems Troost pijptabak. ‘Rook Gezond: Van Rossems Pijptabak’, schrijft een reclame (Dat kon toen nog). Ik krijg ook een pijp en rook mee.

De eerste elpee wordt opgezet. Soft Machine Volume 1. Ik vind het mooi. Melodieuze muziek, met onverwachte wendingen en de hoge stem van drummer/zanger Robert Wyatt bevalt goed. De nummers lopen in elkaar over. Een van de liedjes heeft maar een regel tekst – ‘We Did It Again’ – die steeds herhaald wordt. Hypnotiserend. De tweede plaat komt uit de hoes. Pink Floyd. Het album heet ‘Saurcerful of Secrets’. lome zang en veel instrumentaal versierd met spacegeluiden. Het singeltje ‘Set The Controls For The Heart Of The Sun’ is een goed voorbeeld van muziek waarbij een pretsigaretje vast heel goed werkt. Dat is heel geen blues, geen rock, geen beat. Dat is nou psychedelische muziek legt Onno vriendelijk uit. Aha. Andere klanken.

We horen zware mannenstemmen buiten de deur van de kelderbox. ‘Wat doen die jongens daar toch?’ Zitten die nou drugs te roken? Wat een vreemde geur?’ Wij lachen er besmuikt om. ‘Wat een burgerlijke ouwe zakken zijn dat. Laat ze maar roddelen joh. Daar trekken wij ons niks van aan’, zegt Don.

De derde elpee gaat op de draaitafel. Zodiac heet de groep en de titel van het album is ‘Cosmic Sounds’. Instrumentaal gemengd met … jawel wederom de spacegeluiden dit keer gemixt met het voorlezen over de twaalf sterrenbeelden. Ik snap nu wel wat psychedelisch betekent en vind het gezellig met de stadse jongens, maar echt helemaal is dit mijn muziek niet. We zetten nog even de radio aan zegt Onno. ‘Superclean Dreammachine’ van Ad Visser komt nu. Ad (dan nog geen Top Pop icoon) draait elpee muziek en spreekt er sfeervolle teksten bij. Dan zet Visser een heel ander plaatje op. ‘Come Together’ van The Beatles klinkt door de luidsprekers. ‘Zo, dat is andere koffie’, denk ik. Goed nummer zeg. Wel een gekke tekst (‘Shoot me’). Onno en Don zijn er niet weg van. Ik wel.

Ik ben nog een paar keer in de kelderbox geweest tot ik dacht: ‘Nee, dit is toch niet helemaal mijn smaak.’ Onno en Don zijn aardige jongens, ze draaien interessante muziek. (Soft Machine volume 1,2 en 3 draai ik nog steeds). maar ik ga thuis toch maar weer eens Bob Dylan opzetten. ‘Nashville Skyline’, de elpee die ik net gekocht heb. Dat was ook een onverwachte ervaring, maar daar volgende keer over.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van koffergrammofoon tot Spotify (deel 6) – 1969
columptetterroodeel6_1100x267

In ons dorp Pijnacker organiseert men maandelijks een dansavond voor 14- en 15 jarigen. Op de dansavond die in het Parochiehuis plaatsvindt, zitten de jongens veilig aan tafeltjes en de meisjes klitten ook bij elkaar. Als de organisator – het woord DJ kende ik nog niet – een plaatje met vlotte muziek opzet, vraag ik een meisje en gaan we ‘shaken’ (tegenover elkaar staan en niet al te wilde dansbewegingen maken). Daarna weer terug naar je plek. Naar je flesje Cola. Later op de avond zet de platendraaier ook langzame songs op. ‘Cha-La-La, I Need You’ van The Shuffles (Albert West) is favoriet. Nu zoek ik een meisje op waar ik mee kan ‘slijpen’. Later ook wel schuifelen genoemd. Spannender dan shaken. Thuis draai ik The Mothers of Invention en John Mayall, hier ga ik lekker op Albert West. Nog hartelijk bedankt Albert. RIP.

De meisjes uit mijn klas (3e klas MULO) hebben de fuif ontdekt. Er is er een jarig hoera en ze geeft een fuif. Enkele jongens en meisjes, meestal van school, worden uitgenodigd. Chips, nootjes en Pepsels paraat. Moeder en Vader zijn weggestuurd. Soms is er nog een oudere zus die een oogje in het zeil houdt. We draaien plaatjes, slijpen en shaken. Iemand zet ‘Eight Miles High’ in de uitvoering van Golden Earing op. Ja, hallo, daar is het lastig op dansen. Ingewikkelde muziek met een veel te lange drumsolo van Sieb Warner – Ja, er was een tijd dat Cesar Zuiderwijk nog niet bij de Earring achter de drumkit zat -– en het hele nummer duurt nog veel te lang ook. Nee, dat moet anders. Er is een meisje dat waarschijnlijk hetzelfde denkt en zij zet ‘Je táime, Moi Non Plus’ op. Jane Birkin en Serge Gainsbourg fluisteren zich door deze hete hit. Ik ken het meisje niet, maar zij komt mijn richting uit en vraagt me ten dans. Ik verslik me bijna in een slok Cola en ga gedwee met haar mee. We dansen op de rest van de plaatjes met elkaar. Ze blijkt een klas lager te zitten, heeft mooi lang haar en is lief. De volgende ochtend op school krijg ik een briefje van een vriendin van het meisje in mijn handen gedrukt. Ik lees het en ik begrijp dat we verkering hebben. Mijn eerste meisje. Vera.

The Shuffles, Birkin/Gainsbourg, Golden Earing, ik was toch bekeerd van de top 40? Ik was toch bezig met Zappa, The Stones, John Mayall? Dat is ook zo, dat draai ik thuis, dat is de muziek waar ik van houd, maar op een fuif Zappa met ‘What’s The Ugliest Part Of your Body’ opzetten? Of John Mayall met een blueskraker? Dat werkt niet bij de meisjes die ik ken. Als tegenhanger en om toch ook echte goeie muziek te horen spaar ik voor de elpee ‘Stand Up’ van Jethro Tull. Daar staat de hit ‘Bourée’ op. Nog steeds mooi. Ian Anderson fluit het dwars en op één been. Voor even is het Ian Anderson van Jethro Tull vooraf aan de fuif en Albert West van The Shuffles tijdens de fuif. Soms moet je concessies doen.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van koffergrammofoon tot spotify (deel 5)

koffergrammofoondeel5collage

Er komt een wens uit. Als ik op mijn 15e verjaardag de woonkamer inloop staat er een vreemdsoortig ingepakt cadeau op tafel. Ik pak het snel uit en zie daar: mijn eerste installatie staat te glinsteren. Zo noemen we dat in die tijd, een platenspeler (merk Dual), een losse versterker (merk Philips) en twee boxen, in dit geval boxjes (merk onbekend). Alles knal oranje geverfd. Ik kan mijn geluk niet op. Het leven begint opnieuw.

 Ik kom Maarten tegen die een paar jaar ouder is en ook een echte muziekliefhebber. We raken in gesprek over muziek en hij nodigt me uit om naar zijn platencollectie te komen kijken. In zijn kast staan meer dan honderd LP’s netjes gerangschikt en hij haalt er eentje uit. ‘Moet je dit eens horen.’ De LP zit een klaphoes. De buitenkant lijkt op de binnenkant van ‘Sgt, Peppers Lonely Hearts Club Band’ van the Beatles. Zeven als vrouwen verklede mannen op een gele achtergrond. In de binnenkant staan die heren weer maar dan, net als bij Sgt. Peppers, voor een aardeperkje met vele andere figuren achter zich, waaronder Jimi Hendrix. De band heet The Mothers of Invention* en op het drumstel staat ‘Were Only in it for the Money.’ Oké, zet maar op. Nog nooit zoiets gehoord en ik ben meteen gegrepen door de muziek. De vreemde opbouw, de gekke teksten – voor zover een jongetje van 15 dat allemaal begrijpt. Dit is een heel ander pak mouwen dan ‘Lea’ van The Cats. Een paar weken later krijg ik de LP van mijn zwager en vanaf dat moment blijf ik fan tot ik mijn laatste Zappa/Mothers LP koop – ‘Zoot Allures’. Met 18 Zappa-albums in de platenkast en een stuk of vijf/zes concerten achter de rug vind ik het genoeg. Ik kies ‘Concentration Moon‘ als mijn favoriete song.

De tweede LP komt uit Maarten’s kast. ‘Iets heel anders hoor’, waarschuwt hij en hij zet de plaat op. John Mayall and The Bluesbrakers. Het is voor het eerst dat ik bluesmuziek hoor. Deze muziek past honderd procent bij mij. Ik snap het, ik voel het. Heel anders dan Zappa en ook midden in de roos. Ik raak in de  Bluesmuziek. Via Mayall, kom ik bij Peter Green’s Fleetwood-Mac 1.0, door naar zwarte bluesmannen als Howlin’ Wolf, BB King, Muddy Waters en de Nederlandse Oscar Benton Blues Band, waar later Barrelhouse uit ontstaat. Ik ga zelf mondharmonica spelen en met een bluesvriendje samen lopen we soms in de nacht  over straat en duelleren op onze mondharmonica’s. Ergens in de jaren zeventig raakt blues uit mijn zicht, maar nog steeds draai ik het en ga naar bluesfestivalletjes in de buurt. Ik kies ‘Ain’t Nobody’s Business, een bluesnummer uit 1920 dat door honderden artiesten, vrouwen en mannen is uitgevoerd, als mijn favoriete bluesnummer. Hier in de uitvoering van Oscar Bentons Bluesband omdat ik dat singeltje kocht.

De derde plaat is van een bekende groep. ‘Flowers’ van The Rolling Stones is aan de beurt. Ik kocht al wat 45-toeren plaatjes van The Stones in de uitverkoop, maar nu komt het anders binnen. De ene hit na de andere.  Van lief naar ruig en terug. Ik vind Ruby Tuesday nog steeds een van de mooiste Stones nummers. Het spannende ‘Let’s Spend the Night Together’ staat ook op die LP. Dit nummer moet Jagger in de Amerikaanse Ed Sullivan Show zingen als ‘Let’s spend some time together’. Mick rolt betekenisvol met zijn ogen bij het zingen van het verboden zinnetje. De Stones worden in die tijd gezien als langharig tuig waarbij The Beatles afsteken als koorknaapjes.

‘Dank je Maarten, ik ga er weer eens vandoor.’ Met mijn hoofd vol nieuwe indrukken fiets ik naar huis, pak mijn eigen top 20 schriftje en schrijf op een lege bladzijde met grote letters: ‘HIER VOND EEN GROTE VERANDERING PLAATS.’ Dramatisch? Zo voelde het op dat moment in ieder geval, een piketpaaltje in mijn muzikale ontwikkeling.

Is het nog niet genoeg? In juli 1969 is het liveverslag van de eerste Maanlanding op de televisie. Ik zit bij iemand thuis voor de buis om het te volgen. Nadat ze geland zijn gaan we nog even naar ‘De Eland’ een tent voor jongeren in Delft waar muziek gespeeld wordt en stevig geblowd. Gezellig, vloeistofdia’s, vage figuren, goeie muziek en ik houd het vooralsnog bij een colaatje. We sluiten de avond af  bij een kennis thuis. De gastheer zet een plaat van Bob Dylan op. Weer raak ik van de kaart. Weer nieuwe muziek. ‘I aint gonna work on Maggy’s Farm‘ klinkt uit de boxen.

Dat wordt de zoveelste favoriet op mijn lijst. 1969 is het jaar waarin mijn muzieksmaak vaste vormen aanneemt. Het is ook het jaar van Woodstock  maar dat is ver weg en de film zie ik pas in 1970. Dat kan nog even wachten.

* The Mothers of Invention is de band van Frank Zappa..

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van koffergrammofoon tot spotify (deel 4)

collagedoorszenboudewijnbeachboys

Altijd maar bezig met muziek luisteren op de radio. Elke week naar de platenzaak om een top 40 te kopen (voor een stuiver). Elke week zelf een top 20 samenstellen en in een schriftje noteren. En eindelijk is het zover. Ik zie een advertentie in de krant waar een goedkope pick-up wordt aangeboden. Iets van 30 euro en mijn moeder stemt toe. Ik mag hem gaan kopen. Het blijkt een eenvoudig dingetje in een triplex omhulsel. Nou ja, wat maakt het uit, ik heb een pick-up en kan plaatjes gaan kopen.

Het is 1968. Met Sjaak, een vriend die ook leip is van muziek, lift ik regelmatig van ons dorp naar het dichtbij gelegen Delft. Daar struinen we de uitverkoopbakken af en kopen 45 toeren plaatjes voor 85 cent, 1 gulden, 1 gulden 50 op zijn hoogst. Eenmaal in Delft gaan we steeds sneller lopen. We willen allebei als eerste bij de platenbak zijn omdat we van dezelfde muziek houden en de beste keus willen hebben. Ik graai oude Stonessingles uit de bakken. ‘Not Fade Away’, ‘Get Off Of My Cloud’ en dat soort werk. Omdat ik nog wat geld over heb van mijn verjaardag koop ik ook een nieuwe single: ‘Hello I Love You’ van The Doors. Ik laat het stukje vinyl per ongeluk te lang in de zon liggen waardoor het plaatje een beetje krom trekt. Toch blijf ik het stug draaien. Als ik het nu weer op de autoradio hoor mis ik het jengelende geluid van het kromgetrokken Doors-pianootje en de zwevende stem van Jim Morrison.

Ik hoor de groep Zen met hun versie van ‘Hair’ op de radio. Het is een nummer 1 hit in de top 40 en ik vind het prachtig. Ik koop het plaatje en draai het grijs. Later komt de versie van de originele musicalcast uit, dat is niks vergeleken met de strakke productie van Zen, met die afgemeten gierende gitaarlick en het zuigende koorwerk. Nina Simone komt eveneens met een liedje uit Hair en onze eigen Bojoura doet een duit in het Hairzakje met Frank Mills, ook mooi, maar meer voor meisjes denk ik dan. (fout).

We glijden 1969 in. Sjaak en ik hebben wat geld gespaard en gaan met de trein naar Rotterdam om bij Dankers op de Coolsingel een plaatje te kopen. Ik weet al wat het zal zijn. Boudewijn de Groot is de Nederlandse Bob Dylan en zijn platen staan bij de meeste, iets oudere,  jongens in de kast. ‘Voor de Overlevenden’ is een must have en mijn zus krijgt de LP ‘Picknick’ van haar vriend*. Als ik Boudewijns liedje ‘Waterdrager’** hoor raak ik betoverd en weet ik dat ik het plaatje ga kopen. Sjaak kiest voor ‘Dong-Dong-Diki-Diki-Dong’ van The Golden Earrings (toen nog met s). Helemaal snappen doe ik dat niet, maar als hij dat nou leuk vindt… Het is de eerste nummer 1 hit van de Haagse groep.

Do It Again’ van The Beach Boys is een oorwurm die niet meer uit mijn hoofd verdwijnt. Ik koop geen Beach Boys plaatjes omdat dat ik geloof dat zoiets niet de bedoeling is. Te glad? Geen Jimi Hendrix, geen Rolling Stones, geen Pretty Things, geen spijkerjasjes, geen gitaarsolo’s, geen drumsolo’s. Ik sluit me aan bij de muzieksmaak van de jongens waar ik mee om ga. Tja dat ging toen zo, je moest kiezen. Beatles of Stones, Blues of Soul, Mods of Vetkuiven, Puch of Zündapp, vechten of peace, terlenka- of spijkerbroek. Ooit zal ik toch wel wijzer worden?

*Later ruilt ze ‘Picknick’ om voor een LP van Wilson Pickett.

** ‘Als de rook om je hoofd is verdwenen’ is de B-kant van ‘Waterdrager.’ De Groot neemt ‘Als de Rook’ op in zijn live repertoire en daarmee raakt het mooiere ‘Waterdrager’ jammerlijk in de vergetelheid.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van koffergrammofoon tot spotify (deel 3)

collagemonkeesherdstonesteeset_1100x277

De Koffergrammofoon is overleden en er komt voorlopig geen nieuwe pick-up. Ik doe het met de radio. Een groot bakbeest met linksonder een soort waterpasglaasje waar een groen lichtje dat van links en rechts komt en naar elkaar toe beweegt. Als je een zender zoekt is het de kunst om de twee lichtjes zo dicht mogelijk tegen elkaar te krijgen. Hoe dichter bij elkaar, hoe zuiverder de zender.

Het is 1967 en Radio Veronica gidst me door Hitland, met de top 40 als wekelijks hoogtepunt. Ik ben 13, zit in de eerste klas van de Fatimamulo te Pijnacker en ben een soort ‘Daydream Believer’ nog zonder scheerapparaat en home coming queen in de les. Wat we daar leren gaat grotendeels langs me heen, belangrijker zijn de nieuwe vrienden, voetballen op zaterdag, naar het openlucht zwembad in Delft gaan en vooral de muziek. Het is The Summer of Love maar wij doen (nog) niet aan meisjes.

In 1967 hoor ik iedere week wel een nieuw liedje op de radio dat ik goed vind, ook liedjes die ik niet te pruimen zijn zoals ‘Waarom heb jij me laten staan’ van de Heikrekels dat een joekel van een hit is. Ik begin met het samenstellen van mijn eigen top 20 in een schriftje. Wekelijks ga ik er voor zitten en geef net als in de top 40 de stijgers en de dalers aan, met of zonder stip en het aantal weken. Ik noem er twee die in de loop van dat jaar bij mij op 1 stonden. ‘From The Underworld’ van The Herd, een nummer met een stevige sound, donker koorwerk en een Penny Lane-trompet. De 17-jarige Peter Frampton zingt het lied dat gebaseerd is op de mythe van Orpheus en Eurydice. Dat laatste wist ik toen niet, ik hield me sowieso niet bezig met de teksten. Het ging me om de sound en de melodie en dat is nog steeds zo. Frampton’s ster gaat pas echt stralen voor het grote publiek met ‘Show Me The Way’ waarop hij zijn gitaar door een talkbox laat klinken. Goeie gimmick. Een andere nummer 1 in mijn eigen lijst komt van The Rolling Stones, ‘We Love You’.

Ja, ook de Stones gaan met de trend mee, altijd net iets later dan The Beatles, die in dit geval een maand eerder een hit hebben met ‘All You Need Is Love’. Saillant detail: Op ‘All You Need Is Love’ zingen Jagger en Richards mee in het koor en op ‘We Love You’ verzorgen Lennon en McCartney de hoge stemmen. In 1967 krijg ik ook een Nederlandse groep in het vizier die een speciale plek in mijn leven verovert. Niet omdat ik hun muziek zo geweldig vindt – ze komen niet op 1 in mijn eigen hitlijst – maar omdat de zanger dezelfde naam draagt als ik. Peter Tetteroo van de Tee-Set uit Delft. Nou, dat heb ik geweten. Vanaf het moment dat ze een hit scoren met ‘Don’t You Leave’ gaat Jan en Alleman aan mij vragen: ‘Ben jij familie van de zanger van de Tee-Set.’  Nee dat ben ik niet. Er zijn er zelfs die vragen: ‘Ben jij de broer van Peter Tetteroo?’ Uh, zijn broer? Nee dat ook niet.’ Zelfs nu nog stellen oudere mensen regelmatig deze vraag: ‘ Ben jij soms eh …. Ik hoorde deze Peter uiteindelijk vlak voor zijn dood voor de eerste keer live in een Delftse kroeg. Na zijn overlijden kocht ik uit piëteit een CD met hits van de Tee-Set. Ik draai hem nooit. Ik ben zelf ook gaan zingen. Lang niet zo goed als mijn illustere naamgenoot. Hij zou mij ook niet draaien.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van koffergrammofoon tot spotify (deel 2)

collagepetertetteroo2

In deel 1 vertelde ik van de plaatjes die bij ons thuis in een la lagen. Ik draaide ze op een groene koffergrammofoon die wij heel modern pick-up noemde. Mijn eerste ontdekkingen waren Paul Anka, The Butterflies, Trini Lopez en Francoise Hardy. Allemaal door mijn oudere zussen verzameld. Mijn interesse in de muziek was gewekt.

Er kwamen gaandeweg nog meer 45 toeren plaatjes in de la terecht. Ik viste er een uit. Deze was  van The Beatles. Ik wist van het bestaan van deze groep. ‘Langharige schreeuwers, dat is geen muziek’, zeiden de ouderen. ‘Dat maken wij wel uit’,  dachten de jongeren. De vier jongens uit Liverpool kwamen in juni 1964 naar Nederland en voeren door de Amsterdamse grachten. Ringo bleef in Engeland achter omdat zijn amandelen geknipt moesten worden. Zijn tijdelijke vervanger heette Jimmy Nicol*. Op het journaal zag ik dat grote jongens en meisjes in het water sprongen en naar de rondvaartboot zwommen. Ik was net 10 jaar, zat in de vierde klas (nu groep 6) van de lagere school en de hele beatlemanie ging langs mij heen. ‘ She loves you yeah yeah yeah’ vond ik een stom liedje. Iets later dat jaar kwam er een nieuw plaatje bij in de platenla. ‘I should have known better’ met op de andere kant ‘Tell me why.’  Ik wist niet goed wat ik daar van moest vinden. Vond ik het misschien wel aardig? Met anderen over muziek praten was er nog niet bij, ik verwerkte het nieuwe geluid in stilte.

De pick-up ging kapot. Ik was de enige thuis die hem veelvuldig gebruikte, maar er kwam geen nieuwe. Gelukkig stond er een grote radio in de huiskamer en ik mijn aandacht verschoof van de platenla naar dit bakbeest. Met prachtig geluid overigens. De top 40 kwam in mijn leven. Wat zou er zaterdag op 1 staan? Spannend.

In de herfst van 1966, ik was 12 jaar, hoorde ik een liedje op de radio dat me betoverde. Het was ‘Little man‘ van het echtpaar Sonny and Cher en ik dacht: ‘Dat komt op nummer 1’ en verdomd, het kwam op nummer 1. Het volgende liedje dat mijn aandacht trok was ‘No milk today** van Herman’s Hermits en weer voorspelde ik een nummer 1 positie. En … ook dit liedje kwam op de eerste plaats van de top 40. Ik weet nog dat ik dacht: ‘Het lijkt wel of ik verstand van muziek heb.’

* Jimmy Nicol verwachtte dat het vervangen van Ringo een carrièreboost voor hem zou zijn. Helaas gebeurde het tegenovergestelde. Ringo kwam terug en niemand keek nog om naar Nicol. Hij raakte platzak en legde de drumstokken neer om in zaken te gaan. Over The Beatles schijnt hij niet meer te praten.

**No Milk Today is een compositie van Graham Gouldman die ook ‘Bus Stop’ van de Hollies en ‘For your love‘ van The Yardbirds schreef. Tot op de dag van vandaag speelt hij in 10cc.

Wordt vervolgd.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –

Van koffergrammofoon tot …
collagepetertetteroo1

Nu ben ik 65, ooit was ik 10 en trok een  la open in de kast die in onze huiskamer stond. In die la lagen plaatjes, singeltjes en zelfs nog wat 78 toerenplaten door elkaar. Niet zo netjes gerangschikt zoals ik later met mijn LP’s zou omgaan.  Ik pakte er een plaatje uit en legde het op de mat van de groene kofferpick-up. ‘Oh please stay with me Diana.’ Paul Anka nam het op in 1957. Ik denk dat het plaatje van mijn oudste zus was. Mooi, lekker soepeltjes, koortje, met sax erbij. Mijn ding.

Ik kreeg de smaak te pakken. Wat zat er nog meer in dat laatje?  ‘Willem wordt Wakker‘ van The Butterflies. Een jongetje zo te horen met nog iemand erbij. Ook mooi en in het Nederlands. ‘Willem had geen zin, hij kroop z’n nest weer in’, zong ik mee. Dat vonden mijn drie oudere zussen grappig. Wat was daar grappig aan? Veel later kwam ik erachter dat het een cover was van ‘Wake up Little Suzie’  van de Everly Brothers en later van Simon and Garfunkel. Die van Phil en Don vind ik het best..

Rosita‘ van Triny Lopez. Ook al zo’n lekker liedje met zo’n fijn meisjeskoortje. ‘Yeah yeah yeah yeah zingen ze. Een van mijn zussen was fan van Triny en er kwamen nog meer Triny plaatjes in de la terecht.

De jaren kropen voort. Op mijn 12e lag Francoise Hardy met het zuchtnummer: ‘Tous Les Garcons‘ in de la.  Prachtig, nog steeds. Veel later ging ik zelf liedjes schrijven en opnemen op een TEAC 4 sporen recorder (had ik die maar niet verpatst). Met een vriend wiens Belgische moeder  Frans sprak, vertaalden we het liedje in het Nederlands en nam ik het in een schaamteloze  discoversie op en vroeg een dame het in te zingen. Hardy raakte de ook harten van de Britse jongens en meisjes, waaronder Paul McCartney. Hij  schakelde een lerares Frans in om hem te helpen met wat Franse woordjes ‘Michelle ma belle, sont des mots qui vont très bien ensemble’. Ook dat singeltje vond ik terug in de platenla. Ik vond het wel leuk, maar ook tuttig. Nog geen fan van The Beatles toen.

Er lang nog meer in het laatje, van Louis Davids tot een plaatje van vroege Beatles. Ik kreeg er geen genoeg van. Mijn liefde voor muziek was voorgoed aangewakkerd.
Tot ziens in deel 2.

Peter Tetteroo (nee, niet van de Tee-Set)

– – – – – – –